aan wie Hij in zijn lichaam de verlossing, de herstelling, de
genezing en het leven was komen brengen. Ach! dáár hing Hij
vóór haar ogen gekruisigd, uitgestoten als een melaatse, veracht,
versmaad, vernietigd, ontledigd, Hij, het Vat van alle schoonheid,
waarheid en liefde! Wie begrijpt deze smart van de Moeder van
Jezus? de koningin van alle martelaren?136.
1949.
Het licht van de zon was gedurende de aardbeving nog dof en
nevelig, de lucht drukkend en zwoel; later evenwel volgde een
aangename koelte. Het ontzielde lichaam van onze Heer aan het
kruis was, niettegenstaande zijn verminking, buitengewoon
eerbaar en indrukwekkend; de moordenaars echter hingen daar
afgrijselijk verwrongen als stuiptrekkende dronkaards. Tenslotte
zwegen zij beiden, Dismas bad stil.
Het was iets over 3 uur, wanneer Jezus stierf.
Toen de eerste schrik die de aardbeving veroorzaakt had,
verminderd was, herkregen meerdere Farizeeën hun driestheid; zij
naderden tot de spleet in de rots van de berg en wierpen er stenen
in; zij bonden touwen aan elkaar en lieten ze naar beneden om de
diepte te peilen, doch daar zij geen bodem konden vinden, stemde
dit hen meer achterdochtig (zie nr. 1946, voetnoot 133) en
136 Door haar mede-ondergaan van Jezus’ lijden staat Maria aan de spits
van alle mystieken en visionairen die later in de loop der eeuwen in groot
getal Jezus’ lijden in visioenen en ook in de werkelijkheid zouden
meemaken. Zij maakt de gehele passie mee, zie fasc. 29, nr. 1799,
voetnoot 20.
Zijzelf beschreef voor de H. Brigitta wat haar overkwam op het ogenblik dat
Jezus de geest gaf: “Mijn handen werden gevoelloos, mijn ogen
verduisterden, mijn aangezicht werd doodsbleek, mijn oren hoorden niet
meer, mijn mond was stom geworden, mijn voeten wankelden en ik viel
bewusteloos ten gronde. Toen ik bijgekomen was en mijn Zoon daar
hangen zag in een ellendiger staat dan een melaatse, onderwierp ik mij
volkomen aan zijn wil, overtuigd als ik was, dat alles wat zich hier had
voltrokken, geschied was met zijn wil en niets daarvan zonder zijn
toestemming.”
Fascikel 31
515
|