1953.
Zakarias kwam te voorschijn uit de opening die de uitgevallen
steen bij de bidcel van Simeon gemaakt had en hij richtte het
woord tot de priesters die hij in het Heilige aantrof.
Twee jong gestorven zonen van de vrome hogepriester Simon de
Rechtvaardige, een voorvader van de oude Simeon, die bij de
opdracht van Christus in de tempel geprofeteerd had141,
verschenen op de leerstoel als geesten (in de vestibule van de
tempel), in groter gestalten dan zij waren bij hun dood en ook ZIJ
spraken bedreigingen uit in verband met de moord op de profeten
en met het offer dat nu een einde zou nemen; zij maanden allen
aan de leer van de gekruisigde Jezus te aanvaarden.
Bij het altaar verscheen Jeremias en ook hij sprak dreigende
woorden; hij verklaarde dat het tijdperk van het oude offer
afgesloten en dat van het nieuwe offer ingeluid was.
De verschijningen die zich voorgedaan hadden op plaatsen, waar
alleen Kaïfas of de priesters ze gezien hadden, werden, evenals de
woorden die zij gesproken hadden, verborgen gehouden of
ontkend en op straf van de zwaarste ban werd verboden er over te
spreken.
Er ontstond ook nog een ander groot gedruis: de deuren van de
tempel sprongen open en er weerklonk een stem die riep: “Laten
wij uit deze plaats weggaan!”142. Hierop zag ik engelen uit de
tempel wegzweven.
141 Simon de Rechtvaardige had deze bijnaam gekregen vanwege zijn ijver
voor de godsdienst en zijn liefde voor het volk (Flavius Josephus).
Hij leefde omstreeks 300 vóór Chr.
K.E. noemt hem een ‘Ältervater’ van Simeon, wat betekenen kan een
overgrootvader of eenvoudig voorvader, dus een van Simeons voorvaderen.
142 De deuren sprongen open. – In fasc. 14, nr. 538, voetnoot 256 hebben
wij reeds aangetoond hoe door Flavius Josephus Jezus’ boetpredicaties
verdraaid voorgesteld werden in de episode van de man, een soort gek of
profeet, die 4 jaren lang vóór de ondergang van Jeruzalem door de straten
Fascikel 31
528
|