In het land Kaboel was de schade op vele plaatsen eveneens zeer
groot. In heel Galilea, waar Jezus het meest rondgegaan was, zag
ik op vele plaatsen sommige gebouwen instorten; het waren
hoofdzakelijk huizen van de Farizeeën, die de Heer het hatelijkst
vervolgd hadden en die nu allen op het paasfeest waren. Hun
vrouwen en kinderen bleven onder de puinhopen bedolven.
De verwoestingen op de oevers en in de omstreken van het Meer
Gennezaret waren aanzienlijk. Ook te Kafarnaüm vielen zeer veel
gebouwen in. Het dorp van de hoofdman Serobabel, waar zijn
slaven woonden en dat gelegen was tussen zijn tuinen en Tiberias,
werd nagenoeg geheel verwoest. De vooruitspringende rots, waar
de mooie tuinen van de hoofdman ingericht waren, verzakte. Het
Meer overstroomde het dal tot niet ver van Kafarnaüm, dat
voorheen wel een half uur van het Meer afgelegen was.
Het huis van Petrus en de woning van de H. Maagd op enige
afstand van Kafarnaüm naar het Meer toe, bleven gespaard.
Het Meer was zeer woelig en onstuimig; op verschillende plaatsen
zakte de oever en op andere plaatsen rees hij op; de gedaante van
het Meer veranderde aanzienlijk. In zijn nieuwe vorm benaderde
het meer de tegenwoordige vorm; in de naaste omgeving is in het
algemeen zoveel veranderd dat deze moeilijk nog te herkennen is.
De grootste verandering deed zich voor aan het zuidwesteinde van
het Meer, onmiddellijk onder Tarichea, waar een lange zwarte
steendam (van basaltsteen), waarop men rijden kon, een soort
moeras afscheidt van het Meer en aan de Jordaan een vaste
richting gaf. De gehele steendam zakte in en er had een grote
verwoesting plaats147.
147 De gehele steendam bij Tarichea zakte in. – Wij hebben in fasc. 16, nr.
594, voetnoot 281 een beschrijving gegeven van de eigenaardige ligging
van Tarichea op een lange heuvel, parallel met de kust van het Meer.
Wij vermeldden ook de dikke basaltmuur, waarmee hij ten westen en ten
zuiden naar zijn voet toe, omgeven was, een muur die hem scheidde van de
kleine moerassige vallei ten westen en van de Jordaan ten zuiden waardoor
Fascikel 31
538
|