van een nieuw mens luidop uitriep: “Gezegend zij de Almachtige!
de God van Abraham en Jakob. Deze was een rechtvaardig man,
Hij is zeker Gods Zoon!” Vele soldaten, getroffen door het
voorbeeld van hun hoofdman, deden zoals hij.
Abenadar, die een nieuw, een verlost mens geworden was en
Christus nu openlijk als de Zoon van God had gehuldigd, wilde
niet langer in de dienst van Jezus’ vijanden blijven. Hij reed naar
Kassius, zijn ondergeschikte, die later als christen Longinus
genoemd werd, steeg af, hief zijn lans naar hem op en gaf ze hem.
Daarna sprak hij nog enige woorden tot zijn soldaten en tot
Kassius, die nu te paard steeg en het bevel overnam (iets over
beide in de nrs. 2008-2013). Abenadar verliet hierop haastig de
Kalvarieberg en spoedde zich door het dal Gihon naar de
spelonken van het dal Hinnom (ten zuiden van Jeruzalem;
nr. 1917, voetnoot 113).
Hij deelde aan de leerlingen die in de spelonken ten zuiden van
het dal Hinnom verborgen waren, de dood van de Heer mee en
haastte zich vervolgens naar Pilatus in de stad.
Op het ogenblik dat Jezus zijn stervenskreet slaakte en daarop de
aarde beefde en de rots barstte naast het kruis, werden alle
aanwezigen door een hevige schrik aangegrepen. Diezelfde schok
en schrik voer door de gehele natuur, want in de tempel scheurde
het voorhangsel midden door en vaneen; uit de graven stonden
vele doden op; sommige muren van de tempel zonken, terwijl in
vele wereldstreken gebouwen instortten en bergen verzakten (over
dit laatste een nota na nr. 1959).
Met Abenadar legden ook veel andere soldaten getuigenis af voor
Jezus; ook velen onder het nog aanwezige volk en onder de laatst
aangekomen Farizeeën bekeerden zich. Velen sloegen
rouwmoedig op hun borst; vol wroeging en weeklagend dwaalden
zij van de berg door het dal naar hun huis (nl. met een omweg
door het beginnende dal van Gihon en door de Bethlehemspoort,
daar de poort bij Kalvarië gesloten was). Anderen scheurden hun
Fascikel 31
512
|