Zijn voorhoofd is effen, sereen, helder. Zijn geelachtig (tarwekleurig,
geelglimmend) en roodgetint aangezicht vertoont geen rimpel of
vlek. Neus en mond zijn onberispelijk gevormd. Zijn volle, tamelijk
dichte baard heeft dezelfde kleur als zijn haar, doch is niet lang en in
het midden gespleten. Zijn aanblik is vol waardigheid, zijn ogen zijn
helder en zwart, zijn blik DOORDRINGEND.
In zijn bestraffingen is Hij geducht, in zijn opwekkingen zacht en
liefdevol. Hij is opgewekt, maar zijn opgewekte stemming doet geen
afbreuk aan zijn waardigheid. Nooit heeft men Hem zien lachen,
maar vaak heeft men Hem zien wenen.
In het gesprek is Hij wijs en bescheiden. Hij is in alles volmaakt en,
om het in één woord te zeggen, Hij is de schoonste van de
mensenkinderen.” (Ontleend aan Kochem, Christusleven, 364).
Laat deze brief een apocrief geschrift zijn, het is een feit dat de trekken
die hij behelst, in overeenstemming zijn met de beschrijving van Maria
aan de H. Brigitta en met de beschrijving van Katarina en ook met de
morele eigenschappen die ons uit het Evangelie over Christus bekend
zijn.
Inderdaad, dat Christus verschrikkelijk was in zijn bestraffingen, liefdevol
in zijn opwekkingen, minzaam in zijn omgang met kleine, arme,
hulpbehoevende mensen, en opgeruimd was, ja, zelfs blijk gaf van
gezonde humor in weerwil van zijn tragische, geweldige ernst, die Hem
belet heeft ook maar één keer uitbundig te lachen – welke zin heeft zulk
lachen? – zijn trekken die men ook in de Evangeliën vindt.
De overige trekken uit de brief worden bevestigd door Brigitta, door
onze Katarina en tenslotte nog door de lijkwade van Turijn, waarop men
alle aangegeven kenmerken terugvindt, hoewel het hier de afbeelding
geldt van een dode, een voor het graf bereid lijk. Deze afbeelding gaat
tenslotte terug tot de goddelijke almacht, die ze – hier valt nauwelijks
aan te twijfelen – in de doek heeft ingeprent. In geen geval – het is onze
vaste overtuiging – kan deze afbeelding mensenwerk zijn.
Men kan zich geen majestueuzer, ingekeerder Jezus indenken, zich geen
idealer en toch werkelijk mens voorstellen dan die op de lijkwade van
Turijn. Een beeld van Christus is in de hoogste mate schoon, wanneer de
Fascikel 31
484
|