Verlatenheid van Jezus. – Vierde kruiswoord
(Mt. 27, 46; Mk. 15, 34-35).
1941.
Op Golgota maakte de duisternis een bijzonder benauwelijke
indruk129.
De gruwelijke kreten, de vreselijke verwensingen, de spotternijen
en de pijniging van Jezus, de bedrijvigheid der beulen onder
schreeuwen en vloeken gedurende de kruisoprichting; het binden
der moordenaars aan hun kruisen en hun wanhopig gebrul, het
heen en weer rijden van de Farizeeën onder gehoon, de aflossing
der soldaten door een nieuwe afdeling; het wegtrekken van de
beulen onder lawaai en dronkenmanspraat hadden in het begin
van de zonsverduistering de benauwende indruk verminderd en
dan volgde de strafrede van de rouwmoedige Dismas en de
woedende uitval van de Farizeeën tegen hem.
Maar nu groeide de duisternis aan, de toeschouwers werden
ernstig en verlieten de een na de ander het kruis, Jezus beval
toen zijn Moeder Joannes aan en zij werd hierop buiten de
aarden wal gebracht. Er trad een bange plechtige stilte in.
129 De duisternis maakte een bijzonder benauwelijke indruk. – De
ontsteltenis in de natuur is in evenredigheid met Jezus’ zielsverlatenheid.
De overeenkomst van gesteldheid in het inwendige der ziel en in het weer
en natuur daarbuiten, is iets dat veel voorkomt in de zielenwereld.
De kleine Theresia heeft er de aandacht op gevestigd en het in haar leven
bijna als een regel beschouwd. Het regende slagwater toen zij het paleis
van de bisschop van Bayeux verliet, bij wie zij een teleurstelling had
opgelopen in verband met haar roeping.
In zijn evangelie doet Joannes opmerken dat het nacht was, toen Judas het
Cenakel verliet om Jezus te gaan verraden (Joa. 13, 30).
Hier bij Jezus is het desolate in de natuur zelfs miraculeus: dikke duisternis
op de middag zonder natuurlijke oorzaak: zinnebeeld van vreselijker
duisternis in zijn ziel, terwijl deze toch met de zon van de Godheid verenigd
blijft. Geen verstand kan dit mysterie en het afgrondelijke van Jezus’
verlatenheid peilen.
Fascikel 31
500
|