gij uit Egypte getrokken; maar men zal niet met ledige handen voor mijn aangezicht
verschijnen.
16. Ook het feest van de oogst, der eerstelingen van uw vruchten, die gij op de akker zaaien
zult; en het feest der inzameling aan het einde des jaars, wanneer gij uw vruchten van de
akker ingezameld hebt.
17. Driemaal in het jaar zullen al uw mannen voor het aangezicht van de Here HERE
verschijnen.
18. Gij zult het bloed van mijn slachtoffer niet met iets gezuurds offeren, noch zal het vet van
mijn feestoffer de nacht overblijven tot de morgen.
19. Het beste der eerstelingen van uw bodem zult gij in het huis van de HERE, uw God,
brengen. Gij zult een bokje niet koken in de melk van zijn moeder.
20. Zie, Ik zend een engel vóór uw aangezicht, om u te bewaren op de weg en om u te brengen
naar de plaats, die Ik bereid heb.
21. Neem u voor hem in acht en luister naar hem, wees tegen hem niet wederspannig, want hij
zal uw overtredingen niet vergeven, want mijn naam is in hem.
22. Maar indien gij aandachtig naar hem luistert, en alles doet, wat Ik zeg, zal Ik uw vijanden
vijandig bejegenen, en benauwen die u benauwen.
23. Want mijn engel zal voor uw aangezicht gaan en u brengen naar de Amoriet, de Hethiet, de
Perizziet, de Kanaäniet, de Chiwwiet en de Jebusiet, en Ik zal hen vernietigen.
24. Gij zult u niet nederbuigen voor hun goden noch hen dienen en gij zult niet doen naar hun
werken, maar gij zult ze volkomen vernielen en hun gewijde stenen zult gij geheel verbrijzelen.
25. Maar gij zult de HERE, uw God, dienen; dan zal Hij uw brood en uw water zegenen en Ik zal
ziekte uit uw midden verwijderen.
26. Geen vrouw in uw land zal een misgeboorte hebben of onvruchtbaar zijn. Het getal uwer
dagen zal Ik vol maken.
27. De schrik voor Mij zal Ik voor u uit zenden; Ik zal in verwarring brengen elk volk, waarmee
gij in aanraking komt, en Ik zal al uw vijanden voor u doen vluchten.
28. Ook zal Ik hoornaars voor u uit zenden, opdat zij de Chiwwiet, de Kanaäniet en de Hethiet
voor u uit verdrijven.
29. Ik zal hen niet in één jaar voor u uit verdrijven, opdat het land geen woestenij worde en het
wild gedierte u niet te veel worde.
30. Langzamerhand zal Ik hen voor u uit verdrijven, totdat gij zo vruchtbaar wordt, dat gij het
land in bezit kunt nemen.
31. En Ik zal u het gebied geven van de Schelfzee tot de Zee der Filistijnen en van de woestijn
tot de Rivier, want Ik zal de inwoners van het land in uw macht geven, zodat gij hen voor u uit
verdrijft.
32. Gij zult noch met hen noch met hun goden een verbond sluiten.
33. Zij zullen in uw land niet blijven wonen, opdat zij u niet tegen Mij doen zondigen, doordat
gij hun goden gaat dienen, want dit zou u tot een valstrik zijn.
***
Exodus 24
De verbondssluiting
1. Tot Mozes zeide Hij: Klim op tot de HERE, gij en Aäron, Nadab en Abihu en zeventig van de
oudsten van Israël en buigt u van verre neder.
2. Maar Mozes alleen zal tot de HERE naderen, zij echter zullen niet naderen, en het volk zal
niet met hem opklimmen.
3. Toen kwam Mozes en deelde het volk al de woorden des HEREN en al de verordeningen mee,
en het gehele volk antwoordde eenstemmig: Al de woorden, die de HERE gesproken heeft,
zullen wij doen.
4. En Mozes schreef al de woorden des HEREN op. Vroeg in de morgen bouwde hij een altaar
onder aan de berg, met twaalf opgerichte stenen overeenkomstig de twaalf stammen van
Israël.
Fascikel 23
2094
|