Zij kwamen vóór de sabbat in Betsaïda-Julias aan, waar een eigen
verblijf voor hen bereid was. Toen zij de stad naderden, werd
Jezus’ aankomst door de mensen die ten sabbat gingen, bekend
gemaakt, en men kwam Hem en zijn gevolg hoffelijk tegemoet;
men bood hun in de herberg gastvrij het welkomsgerecht en de
voetwassing aan. De vele hier wonende heidenen groetten Jezus
van op een afstand.
Jezus’ leerrede in de synagoge werd door vele mensen, ook
door vele schriftgeleerden en Farizeeën uit de stad aanhoord, want
hier bestond een soort hogeschool voor alle geestelijke en profane
wetenschappen. Hier heerste nu een algemene vreugde, omdat
Jezus zo onverwacht de eerste maal naar hier kwam; het klein
volk verheugde zich oprecht en van harte, en de schriftgeleerden
uit ijdelheid, daar zij voortaan er ook zouden kunnen op roemen
de Leraar gehoord te hebben, die in deze omstreken en vooral te
Kafarnaüm zoveel ophef maakte. Voortaan konden zij zich
immers een eigen oordeel over de grote Leraar vormen.
Zij gedroegen zich zeer hoofs, maar koel en trots, zoals
hoogleraars, en lokten besprekingen en disputen met Jezus uit,
door Hem allerlei vragen en punten uit de Wet en de Profeten
voor te leggen, doch zonder bewuste boosheid en meer uit
nieuwsgierigheid en ijdelheid om met hun wetenschap voor het
volk te pralen. Jezus las en verklaarde de sabbatlezing.
Daarna hield Hij nog een welsprekende eigen rede
over het vierde gebod: “Gij zult vader en moeder eren,
opdat gij lang moogt leven op aarde.”
Dit ‘lang leven op aarde’ legde Hij zeer wonderbaar
en diepzinnig uit. Hij verklaarde dit nader door een
gelijkenis van een stroom, die noodzakelijk moet
opdrogen, indien hij niet meer gevoed wordt door
zijn bron, die men verstopt heeft, enz. De toepassing en
betekenis van die vergelijking weet ik niet meer nauwkeurig.
Fascikel 23
2216
|