Zij woont in een rijk huis, dat door vele tuinen en pleinen
omgeven is. Jezus werd er met grote luister ontvangen. Alle
dienstboden waren op hun best gekleed en zij spreidden tapijten
vóór zijn voeten uit (cfr. fasc. 6, nr. 142, voetnoot 319).
Bij de ingang van een prachtige zaal met zuilen, die op het
voorhof uitzicht had, traden de weduwe en haar dochter Hem
gesluierd tegemoet, wierpen zich voor Hem neer en dankten Hem;
en zo deed ook de genezen doofstomme.
In de zaal werd een rijke maaltijd van wonderbaar gebak en van
vruchten van alle aard in vele zeer kostbare schotels opgediend.
De bekers waren meestendeels als van bonte glasdraden, die,
samen- en door elkander lopend, ineengesmolten waren.
Een enkel afzonderlijk stuk van zulke bekers of schotels heb ik bij
rijke Joden hier en daar soms wel gezien, maar hier waren zij in
zeer groot getal voorhanden, als hoorden ze hier thuis.
In de hoeken van de zaal stonden achter gordijnen in muurkasten,
op een zekere hoogte, vele zulke bekers. De gerechten waren op
vele kleine tafels opgediend. Die tafeltjes hadden op de poten
beneden mopsgezichten592 en al deze kleine ronde en hoekige
tafeltjes kon men tot één grote tafel samenvoegen.
1122.
Ik herinner mij onder de spijzen zeer grote mooie gedroogde
druiven, die nog aan de ranken hingen en op bekers lagen van dat
veelkleurig glas, waarvan ik gesproken heb.
Ook herinner ik me een ander soort van gedroogde vruchten, die
op stengels als op boompjes opgericht waren. Dit waren
rietstengels (waarschijnlijk suikerriet) met lange bladeren die
beneden hartvormig waren. Boven deze bladeren zaten vruchten
in de vorm van druiventrossen; deze vruchten waren geheel wit,
592 Mopsgezichten. – Zo pleegt de zienster te noemen versierselen van
maskergezichten of dierenkoppen op heidens huisraad. Zie ook fasc. 3, nr.
74, voetnoot 167.
Fascikel 23
2148
|