Deze blindheid kwam voort van kleine insecten582, die hier in
grote menigte rondvlogen en de arbeiders in de ogen staken,
waarop de blindheid spoedig intrad.
Jezus wees hun een kruid met zachte blaadjes aan –
het groeit niet bij ons – en met het sap daarvan
moesten zij zich inwrijven; dan zouden die vliegjes
hen niet meer steken. Hij gaf hun ondertussen ook
582 Blindheid veroorzaakt door insecten. – In nr. 1116 vult K. haar
beschrijving nog aan: het glinstert, het is vaalzwart, gelijk smidsstof.
Ook de pelgrims die Palestina als voetganger bezoeken maken er kennis
mee.
Mislin schrijft: “Het is een gesel voor Palestina, een gesel die zich echter
overal noch te allen tijde laat voelen; anders was het leven onmogelijk, daar
men er, om zo te zeggen letterlijk door opgevreten wordt;
’t is een onvermoeide, ongenadige vijand, die je met duizend onzichtbare,
giftige pijlen doorboort en die zelf onzichtbaar en onvindbaar is, zodat men
er zich niet tegen kan wapenen.
Ik heb er kennis mee gemaakt, vooral in de Jordaanvallei, te Hebron, in
enige vochtige en moerassige plaatsen, zoals de Esdrelonvlakte en die van
St Jean d’Acre, alsook bij de uitmonding van enige rivieren, zoals de
Leontes en nog bij verscheidene strandmeren of grote waterplassen tussen
de Karmel en Jaffa.
Tegen de avond en ‘s nachts komen die insecten het meest en het
woedendst in actie; het zijn heel kleine, zwarte vliegjes (smidsstof) die overal
doordringen tot in neus en oren. Vaak brachten hun steken mij tot de
ellendige toestand van een melaatse. Vooral waren mijn handen soms
aangetast door een uitslag die meerdere dagen duurde.
De kruisvaarders hebben er veel van te lijden gehad; zij spreken er van als
van vliegende en vallende vonken; er bestaan verscheidene soorten zulke
vliegjes.
Te Hebron werden zij aangevallen door een bijzonder ras, dat ik alleen in de
vlakte van Jericho heb aangetroffen; zij noemden ze ‘cincenelles’ en
vergeleken ze bij vliegende sprankels; hun steken veroorzaakten in hals,
keel en gezicht en handen terstond brandende gezwellen, een kwaal weinig
beter dan de melaatsheid zelf; hun steken zijn wel niet zo gevaarlijk als die
van de schorpioen, maar zijn niet te vermijden zoals die van de schorpioen.”
(II, 60; I, 320).
Fascikel 23
2124
|