-
de Farizeeën,
-
de Sadduceeën en
-
de Essenen.
Na een uitweiding over deze vier sekten spreekt de joodse schrijver niet
meer over Judas DE GALILEEËR.
In zijn ‘joodse geschiedenis’ (blz. 219-220) spreekt hij nogmaals over de
volkstelling; voor de Joden was ze onverdraaglijk, maar de hogepriester
Joazar wist de Joden te overhalen om geen weerstand te bieden.
Doch, ENIGE TIJD LATER (brengt dit ons in de tijd van Pilatus?) stond een
zekere Judas op, EEN GAULONIET, UIT DE STAD GAMALA, ten oosten
van het Meer, en bijgestaan door de Farizeeër Sadok, verwekten zij met hun
partij overal grote herrie, verwarring, diefstal en plundering, moord en strijd,
onrecht en geweld, en zelfs oorlog tot in de tempel, die tenslotte in de
vlammen opging (anno 70).
Dit algemeen vaag overzicht van de LATERE rampen door de Sikariërs
veroorzaakt, zoals ook de naam Gauloniet uit GAMALA, doen ons
vermoeden dat deze tweede Judas werkelijk van de eerste te onderscheiden
is.
Anderzijds schrijft Flavius Josephus hem dingen toe, die de schijn wekken
dat hij dezelfde Judas, de Galileeër op het oog heeft.
Hoe en wanneer hij aan zijn einde kwam, wordt nergens gezegd.
Vandaar dat twee uiteenlopende meningen bestaan onder de geleerden
over Judas de Galileeër, en de Gauloniet: Het is dezelfde persoon; het zijn
twee verschillende personen.
Deze twee tegenstrijdige mededelingen zijn één van de gevallen, waarin
men Flavius Josephus van onnauwkeurigheid beschuldigt. En zeker, in
menig geval is hij er plichtig aan. Zie b.v. Dictionnaire de la Bible (Migne), bij
het woord Judas de Gaulan, k. 1231.
Een Italiaanse ‘Handelingen der apostelen’, in 1967, op bevel van Paulus VI
uitgegeven en door gezagvolle professoren gecommentarieerd, neemt in de
bespreking van Hand. 5, 35-37 de mogelijkheid aan van
onnauwkeurigheden bij Flavius Josephus.
In dit verband is het commentaar van Dr. Jozef Keulers op dezelfde passage
zeer interessant. Hij citeert menig geval, waarin bevoegde exegeten Flavius
Josephus van onnauwkeurigheid beschuldigen, vooral waar hij met de Bijbel
in strijd is. Dit commentaar van J. Keulers vult vijf kolommen.
Voorbeelden er uit citeren zou ons te ver brengen.
Alleen het besluit belangt ons hier nog aan: “Uit de geschiedenis van
moderne ontdekkingen leren wij dat de opwerpingen, die 100 jaar geleden
Fascikel 23
2238
|