huisvader waste opnieuw de handen en legde dan een bundeltje
van de bittere kruiden op een stuk brood, doopte het in de saus en
at ervan. Zo deden ook de anderen.
Het paaslam werd geheel opgegeten; de beenderen werden met
benen messen tot het minste zier toe afgeschrapt, gewassen en
daarna verbrand. Dan zongen zij nogmaals en legden zich nu
plechtig aan tafel en namen een formele maaltijd, etend en
drinkend. Meerdere sierlijk gevormde spijzen kwamen op tafel en
de disgenoten waren opgewekt en vol vreugde.
1178.
Hier bij Lazarus hadden alle gasten mooie borden, waaruit zij
aten, maar bij Jezus’ laatste avondmaal dienden hun ronde, platte
broden tot borden; ze waren dun als schijven, hadden allerlei
ingedrukte figuren en lagen in de uitdiepingen van de tafel.
Ook de vrouwen aten al staande en waren gekleed als voor de
reis. Eveneens zongen zij psalmen, maar onderhielden daarbuiten
geen ceremoniën; zij verdeelden niet zelf hun lam; het werd hun
van de andere tafel gezonden. In de zijplaatsen, naast de grote
eetzaal aten ook vele arme mensen hun paaslam; hun maaltijd had
Lazarus bekostigd; bovendien ontvingen allen nog geschenken.
Jezus leerde en vertelde onder de maaltijd en hield
in het bijzonder een schone toespraak over de
wijnstam621, over het veredelen er van, het uitsnoeien
621 Leer over de wijnstok. – Wat Jezus hier daarover leert, heeft Joannes
ingewerkt in de afscheidsrede.
Zijn 14e hoofdstuk eindigt met de woorden: “Komt! laten wij van hier
weggaan!” Hierop zet Jezus zijn toespraak voort in het 15e en 16e
hoofdstuk en besluit ze in het 17e hoofdstuk met zijn hoogpriesterlijk gebed.
De exegeten vragen zich af of de hoofdstukken 15 en 16 wellicht geen
verzameling zijn van gedeelten uit andere, vroegere uitlatingen en
toespraken.
Zo neemt Lagrange het aan en hiervoor pleiten ook de mededelingen van K.
Emmerick, want in Jezus’ afscheidsrede komen meerdere passages voor,
Fascikel 23
2250
|