In het schoon geplaveid binnenhof van het huis was tussen bomen
en bloemenkransen een soort dak gespannen van mooi wit
tentdoek. Dit dak had een opening en daarin hing een sierlijke
krans. Onder dit tentdoek werd de doop toegediend. Vooraf
hield Jezus nog een toespraak. Ook onderhield Hij
zich vertrouwelijk met de dopelingen alleen.
Zij bekenden Hem hun leven, openden hun hart en beleden hun
geloof en Hij gaf hun de vergiffenis van hun zonden.
Zij werden dan aanstonds uit een bekken, nadat Jezus het
water gezegend had, door Saturninus gedoopt.
1143.
Daarna had een grote maaltijd plaats, waaraan alle leerlingen en
de huisvrienden deelnamen. Ook deze maaltijd was op heidense
wijze aangericht; de tafel was hoger dan hij de Joden (fasc. 14, nr.
495, voetnoot 236); zij lagen op verheven, lange, gekussende
ligstoelen, de voeten naar buiten gekeerd, en met de ene arm
steunden zij op een kussen. De tafel had uitsnijdingen, zodat vóór
de borst van de aanliggenden een stuk van de tafel kwam; of het
zou moeten geweest zijn, dat dit een apart tafeltje was, dat tegen
de grote tafel aangeschoven werd. Zij hadden allen eigen
schoteltjes vóór zich; in het midden van de tafel waren
opzetstukken geplaatst, waarop de kommen stonden, waaruit men
zich van spijs kon bedienen.
De genezen Enuë was nauwelijks nog te herkennen; zij zag er nu
goed gevoed, sterk en volkomen gezond uit; zij zat met haar 21-
jarige, bevallige dochter aan de zijden van haar oom aan tafel.
Maar gedurende de maaltijd stonden moeder en dochter op en
verwijderden zich; zij waren daar welhaast terug; de moeder stond
een weinig achteruit. De dochter, met een mooie sluier bedekt,
had in de hand een wit kruikje met welriekende zalfolie. Met het
kleine, witglinsterende kruikje trad zij achter Jezus en brak het
boven zijn hoofd en streek de reukolie met haar beide handen
links en rechts over zijn haar, dat zij achter de oren door haar
handen liet glijden, die in de nek tezamen kwamen.
Fascikel 23
2183
|