Zo is deze heuvel 1 km lang; hij heeft een golvende gebochelde rug waarop
men hier en daar nog ruïnes van de oude stad ziet; de voornaamste liggen
evenwel op het noordelijke einde en hoogste top; hier draagt de ruïne de
naam Kerak.
Samen met de heuvel Mellahah droeg deze heuvel in Christus’ tijd de naam
Tarichea.
Beide plaatsen waren tot één stad verenigd door tussengebouwen en
wellicht ook door de bij K. vermelde buitenmuur, waartegen melaatsenhutten
aangebouwd waren.
Van Kerak noordwaarts gaande had Guérin de heuvel Mellahah links en de
bevallige baai rechts, die in het zuiden sierlijk kwart cirkelvormig eindigde
(Gal. I, 281).
De driehoekige heuvel Kerak heeft op zijn rug een niveau van -192 m en
steekt dus 20 m boven de spiegel van het Meer uit (- 212 m).
Hij is puntvormig in het noorden en zijn basis in het zuiden volgt de Jordaan
vanaf zijn uitstroming uit het Meer tot waar hij zich een eerste maal naar het
zuiden wendt.
De 3 zijden van de heuvel zijn niet geheel rechtlijnig, maar lopen in bogen,
die door hun uitzicht op zo vele heuvelen gelijken.
***
De west- en zuidzijde waren versterkt met muren van zwarte basaltsteen
van 5 m dik. Omstreeks 1955 hebben opgravingen deze muur blootgelegd;
op sommige plaatsen bereikte hij nog een hoogte van 3,50 m.
Dit is de zwarte dam, waarvan K. spreekt en waartoe men over een brug
naderde om in de stad te komen. Wij moeten hier doen opmerken dat zij
onder dam tevens de lange heuvel verstaat, die door de basaltmuur
versterkt was, b.v. daar waar ze zegt dat een weg op de dam naar het
zuiden liep.
De basaltdam was in het westen en het zuiden samen 1200 m lang en was
afwisselend van ronde en vierkante torens voorzien; men heeft er 6 ronde en
7 vierkante opgegraven.
Boven deze zwarte muur verhief zich oudtijds nog een muur van bakstenen
(cfr. Rev. bibl. 1955, blz. 86). Was die bakstenen muur misschien niet het
werk van Flavius Josephus, die bij het naderen van de Romeinen Tarichea
versterkte om ze te maken tot een centrum van verzet in de oorlog?
Aan de oostkant was de heuvel niet versterkt, naar het schijnt; hier
vertrouwde men op het Meer, maar juist aan die kant hebben de Romeinen
de stad ingenomen. Van de kust was de heuvelrug niet zo moeilijk te
Fascikel 16
932
|