3. Want naar rechts en links zult gij uitbreiden en uw nageslacht zal de volken in bezit nemen
en de verwoeste steden bevolken.
4. Vrees niet, want gij zult niet beschaamd staan; word niet schaamrood, want gij zult niet te
schande worden; ja, gij zult de schande van uw jeugd vergeten en aan de smaad van uw
weduwschap niet meer denken.
5. Want uw man is uw Maker, HERE der heerscharen is zijn naam; en uw losser is de Heilige
Israëls, God der ganse aarde zal Hij genoemd worden.
6. Want als een verlaten en diep bedroefde vrouw heeft u de HERE geroepen, als een vrouw uit
de jeugdtijd, nadat zij versmaad werd – zegt uw God.
7. Een kort ogenblik heb Ik u verlaten, maar met groot erbarmen zal Ik u tot Mij nemen;
8. in een uitstorting van toorn heb Ik mijn aangezicht een ogenblik voor u verborgen, maar met
eeuwige goedertierenheid ontferm Ik Mij over u, zegt uw Losser, de HERE.
9. Dit is Mij als in de dagen van Noach: zoals Ik gezworen heb, dat de wateren van Noach niet
meer over de aarde zouden komen, zo heb Ik gezworen, dat Ik niet meer toornig op u zal zijn
noch u zal dreigen.
10. Want bergen mogen wijken en heuvelen wankelen, maar mijn goedertierenheid zal van u
niet wijken en mijn vredesverbond zal niet wankelen, zegt uw Ontfermer, de HERE.
11. Gij, ellendige, door storm voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik leg uw stenen in blinkend
erts, Ik grondvest u op lazuurstenen,
12. Ik maak uw tinnen van robijnen, uw poorten van karbonkelstenen en uw gehele omwalling
van edelsteen.
13. Al uw zonen zullen leerlingen des HEREN zijn, en het heil uwer zonen zal groot zijn;
14. door gerechtigheid zult gij bevestigd worden. Weet u verre van onderdrukking, want gij
hebt niet te vrezen, en van verschrikking, want zij zal tot u niet naderen.
15. Valt men heftig aan, dan gaat dat van Mij niet uit; wie u aanvalt, zal over u vallen.
16. Zie, Ik ben het, die de smid geschapen heb, welke het kolenvuur aanblaast en naar zijn
kunst het wapen vervaardigt, maar Ik ben het ook, die de verderver geschapen heb om te
vernielen.
17. Elk wapen dat tegen u gesmeed wordt, zal niets uitrichten, en elke tong die zich voor het
gericht tegen u keert, zult gij in het ongelijk stellen. Dit is het deel van de knechten des HEREN
en hun recht van Mijnentwege, luidt het woord des HEREN.
***
Jesaja 55
Uitnodiging tot het heil des HEREN
1. O, alle dorstigen, komt tot de wateren, en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet; ja
komt, koopt zonder geld en zonder prijs wijn en melk.
2. Waarom weegt gij geld af voor wat geen brood is en uw vermogen voor wat niet verzadigen
kan? Hoort aandachtig naar Mij, opdat gij het goede eet en uw ziel zich in overvloed verlustige.
3. Neigt uw oor en komt tot Mij; hoort, opdat uw ziel leve; Ik zal met u een eeuwig verbond
sluiten: de betrouwbare genadebewijzen van David.
4. Zie, Ik heb hem tot een getuige voor de natiën gesteld, tot een vorst en gebieder der natiën.
5. Zie, een volk dat gij niet kendet, zult gij roepen, en een volk dat u niet kende, zal tot u
snellen ter wille van de HERE, uw God, en van de Heilige Israëls, omdat Hij u verheerlijkt heeft.
6. Zoekt de HERE, terwijl Hij Zich laat vinden; roept Hem aan, terwijl Hij nabij is.
7. De goddeloze verlate zijn weg en de ongerechtige man zijn gedachten en hij bekere zich tot
de HERE, dan zal Hij Zich over hem ontfermen – en tot onze God, want Hij vergeeft veelvuldig.
8. Want mijn gedachten zijn niet uw gedachten en uw wegen zijn niet mijn wegen, luidt het
woord des HEREN.
9. Want zoals de hemelen hoger zijn dan de aarde, zo zijn mijn wegen hoger dan uw wegen en
mijn gedachten dan uw gedachten.
Fascikel 16
1033
|