steekhoudends tegen Hem inbrengen; zij staan verbaasd en
verstomd en zijn gedeeltelijk ook overtuigd, maar dit belet niet
dat zij vol nijd blijven.
Jezus verliet ongehinderd de synagoge en zij brachten Hem op
een maaltijd bij een Farizeeër, waar zij Hem evenmin konden
verrassen of in het nauw brengen. Hij vertelde hier een
parabel van een maaltijd, waarop de heer de gasten
uitnodigde tegen een vastgestelde tijd; daarna moest
de deur gesloten worden en die niet binnen waren,
werden niet meer toegelaten (cfr. Mt. 22, 1-12; 25, 11).
Daarna ging Jezus ten huize van een Farizeeër om er met zijn
leerlingen te slapen. Deze Farizeeër was een kennis van Andreas,
want deze rechtschapen man had die leerlingen onder wie ook
Andreas was, die men na het paasfeest hier voor de rechtbank had
gesleept, eerlijk verdedigd (cfr. fasc. 13, nr. 459, laatste alinea).
Hij was sedert kort weduwnaar geworden en nog niet oud; hij zal
weldra een leerling worden; hij heette Dinokus of Dinotus en hij
had een twaalfjarige zoon die Josafat heette. Zijn huis stond
buiten de stad aan de westkant.
Jezus was aan de zuidkant in de stad gekomen, want Hij was, om
Gennabris te bereiken, van de veldhoogte tot zuidelijker dan
Gennabris afgedaald naar Dotaïn toe en was dan met een hoek
(een hoek beschrijvend) opnieuw daarheen teruggekeerd.
(De westhelling van die langwerpige heuvel is zacht naar het
westen. – Deze helling afdalend ging Jezus naar Dotaïn of het
oogstveld van Dotaïn toe, beschreef zich omdraaiend een hoek en
ging langs de zuidvoet van die heuvel naar Gennabris. Vandaar
dat Hij er langs de zuidkant aankwam).
Het huis van die goede Farizeeër lag aan de westzijde en de
woning van Natanael vóór de noord-zijde van Gennabris, naar
Galilea toe (naar de hoofdprovincie van Galilea toe).
Fascikel 16
1037
|