638.
28 augustus. –
(Hier is een kleine leemte. Bij gebrek aan tijd zal K. niet hebben
kunnen verhalen dat Jezus in dat boerenhuis sliep; de volgende dag
toont zij ons Jezus aanstonds op het oogstveld zonder zijn weg
vermeld te hebben van dat huis naar het oogstveld).
Op dit oogstveld dat hetzelfde is, waarop Hij later met de
leerlingen de koornaren aftrok (Mt. 12, 1; Mk. 2, 23; Lk.
6, 1), heeft Jezus voor de graansnijders, de arenlezers
en de bindsters geleerd. (We zullen later zien dat de
koornaren elders afgetrokken werden, maar dat hier de twist met
de Farizeeën plaats had.) Hij ging op het veld rond en
vertelde hier en daar de parabel van de zaaier en
van de steenachtige akker, want ook hier was het een
steenachtige akker.
Hij zei ook dat Hij gekomen was om, ondermeer de
goede koornaren te verzamelen en Hij verhaalde de
gelijkenis van het afscheiden en verwijderen van het
onkruid bij de oogst (Mt. 13, 36-43). Hij vergeleek de
oogst bij het Rijk Gods; Hij vertelde dit tijdens de
rustpozen onder de arbeid en ging van akker tot
akker. De halmen bleven tot een aanzienlijke hoogte staan;
slechts de aren werden afgesneden en onderste tegen onderste
tezamen gebonden (d.i. in tegenovergestelde richting, het stuk
halm op elkaar naar binnen, de aren naar buiten, zodat ze de twee
uiteinden van een bos of schoof vormden; zie fasc. 11, nr. 301,
voetnoot 95 en 96).
‘s Avonds na het oogstwerk hield Hij op een heuvel (zie
schets hierna, heuvel 1) een grote lering voor alle
arbeiders; Hij verhaalde een gelijkenis van een beek,
die daar voorbij vloeide; van haar zachte,
zegenbrengende loop, van de voorbij vloeiende bron
Fascikel 16
1018
|