door Hem verkondigde Rijk der genade niet
aannam.
“God vraagt”, zei Hij, “of Hij zich van de synagoge
heeft afgescheiden? Of zij een scheidsbrief kan
tonen? Of God zijn volk verkocht heeft; de synagoge is
om haar misdaden verlaten.” (Jes. 50, 1).
(Ligt de schuld aan Mij, vraagt God, dat ge
verworpen zijt. Als ge kunt, toon mij de schuld- en
scheidbrief, waardoor Ik de echt zou verbroken en u
weggestuurd hebben); het tegendeel is gebeurd: “God
heeft geroepen en vermaand en niemand heeft
geantwoord (Jes. 50, 2a). Toch is God machtig, Hij kan
hemel en aarde in beroering brengen”.
(Wanneer Gij aan zijn roepstem beantwoordt, zal Hij
u nog in genade ontvangen, bekeringswonderen
bewerken en met dit doel geen minder andere
wonderen doen dan die welke Hij in Egypte wrocht
om uw voorvaderen te bevrijden, wonderen die hemel
en aarde verbazen! Helaas! ook deze zullen u
verstokt laten).
In zijn leerrede, zo vervolgt K., paste Jezus dit alles op
zijn tijd toe. Hij bewees dat alle tekenen,
voorafbeeldingen en voorzeggingen vervuld waren.
Hij bevestigde dat de Vader Hem gezonden had om
de zaligheid, niet alleen te verkondigen, maar ook
aan te brengen; om HEN te verzamelen die de
synagoge aan zichzelf overgelaten had, ja, zelfs
misleid had.
Hij paste op zichzelf deze plaats uit Jesaja toe: “God
de Heer heeft Hem een wijze tong (van een wijs
leraar) gegeven, om de verlatenen en verdwaalden
terug te voeren; Hij heeft Mij de oren vroeg geopend
om (van mijn geboorte af, volgzaam) zijn geboden te
Fascikel 16
977
|