Hier zijn ook vele herbergen; men kan er ook afzonderlijke
huurhuizen met bijhorende tuinen pachten voor een bepaalde tijd,
en al het overige heeft men vrij. De opbrengst of winst komt
Betulië ten goede en de gehele badinrichting wordt daarmee
bekostigd; het meer is buitengewoon rein en spiegelklaar tot op de
bodem; deze is met mooie witte steentjes bedekt.
Het meer wordt gevormd door een water dat uit het westen komt
(waarschijnlijk het beekje dat van Nimrin afdaalt, naam die
betekent: helder, gezond water) en dat, na het meertje gevuld te
hebben, voortvloeit door het dal van Magdalum
(d.i. de wadi Hammam, om bij Magdalum in het Meer Gennezaret
uit te monden).
627.
Het meer wemelt van kleine vaar- en lustbootjes, die uit de verte
er als zwemmende eenden uitzien. Aan de noordkant van het
meertje staan de woningen waarin de vrouwen verblijven, als zij
hier baden komen nemen. (Dit verblijf is te onderscheiden van
hun badgebouw, zoals het verder zal blijken.) Die woningen
hebben uitzicht naar het zuiden. Hun wandelpaden en
speelplaatsen strekken zich nochtans uit tot dicht bij de beek, die
in het meertje vloeit en langs het speelterrein van de mannen
voorbijloopt (zodat ze alleen door de beek en het meer gescheiden
zijn). Het dal of de vallei helt aan beide zijden zacht naar het
meer af. Vóór de woningen (ten noorden) en de baden (ten
zuiden) en om het meer lopen mooie verbindingswegen,
wandelpaden, dreven en lommerrijke, overwelfde lovergangen,
staan er priëlen en verheffen zich bomen met ver uitgespreide
takken, terwijl zich daartussen weiden met zeer schoon gras,
boomgaarden, reukplant-tuinen en speelterreinen uitstrekken. Het
uitzicht is verrukkelijk: overal ziet men bergen en heuvelen; alles
prijkt in de rijkste vruchtbaarheid, in de grootste overvloed,
vooral van druiven en ooft. Het is hier nu ook de tweede oogst in
het jaar.
Fascikel 16
1000
|