verzoeken. Haar ziekte duurde reeds 18 jaren; zij was in haar
middellijf gekromd en ging met hoofd en romp zodanig naar de
aarde gebogen, dat zij bijna op haar handen en voeten had kunnen
lopen.
Toen haar dochters haar tot vóór Jezus gebracht hadden, richtte
Hij deze woorden tot haar: “Vrouw, wees bevrijd van
uw ziekte”, en dit zeggend legde Hij zijn hand op
haar rug, en de vrouw richtte zich kaarsrecht in de hoogte en
sprak God lovend: “Geloofd worde de Heer God van Israël, enz.”
(De dagelijkse lofprijzing, die de Joden van buiten kenden).
Zij wierp zich voor Jezus neer en alle aanwezigen loofden God.
Maar de oude, kromme schelm van Farizeeër, verwonderd omdat
zulk een wonder op een sabbat, en dit nog onder zijn
voorzitterschap in Atarot had plaats gehad, wendde zich, omdat
hij het niet waagde Jezus zelf ter verantwoording te roepen, met
groot gezag tot het volk, drukte zijn misnoegdheid uit en zei:
“Er zijn 6 dagen waarop men zal arbeiden, komt op die dagen om
U te laten genezen, maar niet op de sabbat!”
Jezus echter wedervoer: “Gij huichelaar! maakt niet
ieder van U zijn os of ezel op de sabbat van de kribbe
los en leidt hij die niet naar de drenkplaats? Mocht
nu deze, die toch een dochter van Abraham is, niet
op de sabbat van deze ziekteband ontbonden
worden, nadat satan haar reeds 18 jaren er mee
geboeid heeft gehouden?”
Jezus’ redenering bracht de kromme Farizeeër en heel zijn
aanhang in schaamte en verlegenheid, maar alle overigen loofden
God en verheugden zich over dit wonder.
Het was zeer aandoenlijk de dochters en enige verwante knaapjes
van de vrouw zo blijde rondom haar te zien. Ja, alle aanwezigen
waren verheugd, want de vrouw was vermogend en in de stad zeer
geacht en bemind. Het wekte de lachlust op en het boezemde
tevens walg en afschuw in, die kromme Farizeeër zich over de
Fascikel 24
2267
|