vis die gij zult optrekken, zult gij een stater vinden.
Betaal daarmee voor Mij en voor u.”
Petrus ging nu met een eenvoudig geloof naar zijn vissersplaats en
liet één van de hengelen die daar opgesteld waren, neer en trok
hem weldra op met een zeer grote vis eraan. Hij opende de muil
van de vis en vond er een langwerpig rond, geelachtig stuk in, dat
hij vervolgens voor zich en voor Jezus naar de inzamelaars bracht.
De vis was bovendien zo groot dat allen er zich ‘s middags nog
aan konden verzadigen637.
637 Het visvangstgereedschap was drieërlei:
-
de hengel,
-
het werpnet en
-
het sleepnet.
Alle drie zijn ze in de Evangeliën vermeld.
-
De hengel bij Mt. 17, 27, dus in het geval dat ons hier bezig houdt. K.
heeft dus goed gezien.
-
Het werp- of rondnet in Mt. 4, 18;
-
het sleepnet (sagena of zegen) bij Mt. 4, 21 en 13, 47 en bij de eerste en
tweede wonderbare visvangst.
De opgehaalde vis noemt K. zeer groot.
Gewoonlijk neemt men aan dat hij behoorde tot de ‘chromis’-soort.
De voortplanting er van geschiedt zeer eigenaardig. Het wijfje legt in een
kuiltje in het modder tussen het gras of riet zowat 200 eitjes.
Het mannetje komt daarna draaien rond het nest, zweeft over de eitjes heen
en weer, en duikt en draait tot ze bevrucht zijn. Hierna opent hij zijn grote
bek, loodst alle eitjes over zijn onderlip en bergt en drukt ze als een pruim
tegen zijn kieuwen.
Na enige dagen komen de kleintjes wel uit het ei, maar niet uit vaders muil,
die groot is boven alle proporties; ze houden zich nog weken binnenshuis als
pitten tegen elkander gedrukt. Vaders muil zet zich van dag tot dag meer
uit.
Ofschoon hij zijn bek bijna niet meer dicht krijgt, blijft vader Chromis maar
voortzwemmen en ontmoet hij een prooi, dan weet hij die binnen te krijgen,
zonder één van zijn kleintjes mee in te slikken.
Eindelijk wordt het de kleintjes daarbinnen te nauw.
Een cm lang geworden schieten ze, als projectielen uit een onderzeeër, naar
Fascikel 24
2308
|