Inscheping voor Cyprus.
1241.
Om 4 uur verwijderde zich Jezus met zijn reisgezellen in alle
stilte en zij gingen 3 uren noordwestwaarts naar de havenstad, die,
niettegenstaande zulk een afstand, toch de haven van Ornitopolis
is. Tussen beide liggen vele gebouwen (nr. 1236, voetnoot 670).
Hier begaf Jezus zich in het door de Joden bewoonde deel van de
stad, die zeer rotsachtig en ongelijk is (zoals reeds gezegd is van
de ganse kust, nr. 1236, voetnoot 669). De meeste inwoners van
de havenstad zijn heidenen.
Ik zag Hem hier door Cyprische Joden, die van het paasfeest naar
huis trokken en reeds vooruit waren, alsook door de Joden van de
stad, zeer luisterrijk ontvangen worden. Hij hield een
leerrede in de synagoge en vele heidenen stonden buiten er
omheen en aanhoorden Jezus’ rede; zij zijn zeer schuchter en
ootmoedig. Hij genas hier ook enige zieken en daarna was
er nog een grote maaltijd voor Hem en zijn mede-afreizenden. De
maaltijd duurde tot in de nacht.
Bij het sterrenlicht vergezelden zij Hem allemaal naar de haven en
zij scheepten in. Het was een heldere nacht. (Morgen is het volle
maan). De sterren schenen daar groter dan bij ons674.
674 Reeds meerdere malen heeft K. de wonderschone oosterse nachten
vermeld, b.v. te Hebron, toen Zakarias de H. Jozef, die huiswaarts keerde,
een eindweegs vergezelde, ook bij de één of andere nachtelijke redevoering
van Jezus. Over die tovermooie nachten hebben wij vele uitlatingen van
reizigers en auteurs verzameld. Hieruit doen wij een kleine greep tot
voldoening, hopen wij, van de lezer.
-
De Tesson noemt het oosterse manelicht overheerlijk (Voyage, 21).
-
“Op het eiland Cyprus, dat Jezus nu wil bezoeken, als het werk overdag
wegens te grote hitte te zwaar en ondoenlijk is, werkt men bij het
manelicht.” (Dapper, Cypr. 47).
-
“In het Oosten is het te middernacht soms bijna zo klaar als bij ons tegen
de middag.” (Charmes, aangehaald door Portmans, 78-79).
Fascikel 24
2397
|