De landweg naar Julias ligt nader bij de Jordaan. Het is hier
eenzaam640.
640 Jezus gaat wandelen aan de voet van het gebergte, versta op de laagste
heuvelhellingen bij de vlakte Batihah.
K. duidt de hoofdkenmerken van de vlakte aan. Zij die daar lijdend en
weerloos op haar smartbed ligt, zij die er te voren nooit heeft over gelezen,
beschrijft Palestina en elk deel van het land met verbazende
nauwkeurigheid; wij zagen dit tot nog toe; wij zullen het verder nog zien en
uit onderhavige passage blijkt het eveneens.
Hoe de aangegeven hoofdkenmerken ook hier juist zijn, is gemakkelijk aan
te tonen met de volgende getuigenissen.
We zegden over deze vlakte al iets in fasc. fasc. 8, deel ‘Palestina’, (E. De
vlakten van West-Palestina, VI. De Jordaanvallei); het volgende echter is
van groter belang.
K. legt de nadruk op de vruchtbaarheid, het eenzaam uitzicht, de menigte
vogelen en talrijke dieren. De waarheid over de vlakte Batihah is deze: “In
geheel die vlakte die bij Betsaïda-Julias begint en zich in het oosten 2 uren
ver tot de oostelijke heuvels uitstrekt en van noord naar zuid 6 à 7 km lang
is, vindt men geen enkele plaats, waaraan men de naam woestijn zou
kunnen geven; ze is geheel vlak, zonder hoogte, heuvel of berg; ze wordt
besproeid door drie bestendige, waterrijke rivieren, door een paar mindere
beken en door een kanaal dat van de Jordaan afgeleid is; ze is van een
sprookjesachtige vruchtbaarheid, waarin ze de vlakte Gennezaret nog
overtreft. In Jezus’ tijd was er vast en zeker geen duimbreed stukje grond
dat onbebouwd bleef.” (Guide, 287-288).
Ook vindt men er nabij het noordelijk gebergte in een beperkte omtrek ten
minste drie waterrijke bronnen:
-
de Aïn Musmar,
-
Aqel en
-
Oemm el-Ledjah.
Deze vlakte is een verbreding van de Jordaanvallei, maakt er dus deel van
uit. In haar gehele lengte is deze vallei een paradijs van kleurrijke vogelen:
kollibri’s, kormorans, flamingo's, waterhoenen, eenden, wilde ganzen,
pelikanen, patrijzen, kwakkels, nachtegalen. Een 16-tal soorten zijn eigen
aan de Jordaanvallei. De 380 overige soorten vindt men ook elders in
Palestina (Guide bleu, 222; D.B. Jourdain, k. 1738).
De diersoorten die men er hoofdzakelijk aantreft zijn reeds genoemd in fasc.
14, nr. 481, voetnoot 229: jakhalzen, vossen, wilde zwijnen, hyena’s,
luipaarden, panters, serpenten, schorpioenen, enz.
Fascikel 24
2334
|