Bezorgdheid
22. En Hij zeide tot zijn discipelen: Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over uw leven, wat gij
zult eten of over uw lichaam, waarmede gij u zult kleden.
23. Want het leven is meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding.
24. Let op de raven, zij zaaien niet en zij maaien niet, zij hebben geen voorraadkamer of
schuur, en toch voedt God ze. Hoe ver gaat gij de vogelen te boven!
25. Wie van u kan door bezorgd te zijn een el aan zijn lengte toevoegen?
26. Indien gij dan zelfs het geringste niet kunt, wat zult gij u bezorgd maken om het overige?
27. Let op de leliën, hoe zij spinnen noch weven, en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn
heerlijkheid niet bekleed was als een van deze.
28. Indien nu God het gras op het veld, dat er heden is en morgen in de oven geworpen wordt,
zó bekleedt, hoeveel te meer u, kleingelovigen?
29. En gij, zoekt niet wat gij eten of drinken zult en weest niet verontrust,
30. want naar al deze dingen gaat het zoeken van de volken der wereld uit. Doch uw Vader
weet, dat gij deze dingen behoeft.
31. Maar zoekt zijn Koninkrijk, en die dingen zullen u bovendien geschonken worden.
32. Wees niet bevreesd, gij klein kuddeke! Want het heeft uw Vader behaagd u het Koninkrijk
te geven.
33. Verkoopt uw bezittingen om aalmoezen te geven. Maakt u beurzen, die niet oud worden,
een schat, die nooit opraakt, in de hemelen, waar geen dief bij komt en geen mot ze schaadt.
34. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.
Waakzaamheid
35. Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende.
36. En gij, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten, wanneer hij van de bruiloft
wederkeert, om hem, als hij komt en klopt, terstond te kunnen opendoen.
37. Zalig die slaven, die de heer bij zijn komst wakende zal aantreffen. Voorwaar, Ik zeg u, hij
zal zich omgorden en hen aan tafel nodigen, en bij hen komen om hen te bedienen.
38. En wanneer hij in de tweede of in de derde nachtwake komt en hen zó aantreft, zalig zijn
zij.
39. Maar weet dit: Als de heer des huizes geweten had, op welk uur de dief zou komen, hij zou
in zijn huis niet hebben laten inbreken.
40. Weest ook gij bereid, want op een uur, dat gij het niet verwacht, komt de Zoon des
mensen.
41. En Petrus zeide: Heer, zegt Gij met het oog op ons deze gelijkenis, of ook met het oog op
allen?
42. En de Here zeide: Wie is dan de trouwe, de verstandige rentmeester, die de heer over zijn
bedienden zal stellen om hun op tijd hun deel te geven?
43. Zalig die slaaf, die zijn heer bij zijn komst zó bezig zal vinden.
44. Waarlijk, Ik zeg u, dat hij hem over al zijn bezit zal stellen.
45. Maar als die slaaf in zijn hart zou zeggen: Mijn heer blijft lang uit, en hij zou beginnen de
slaven en slavinnen te slaan, en te eten, en te drinken en dronken te zijn,
46. dan zal de heer van die slaaf komen op een dag, dat hij het niet verwacht en op een uur,
dat hij niet weet, en hij zal hem folteren en hem in het lot der trouwelozen doen delen.
47. Die slaaf nu, die de wil van zijn heer kende en geen toebereidselen getroffen heeft, of niet
gedaan heeft naar de wil van zijn heer, zal vele slagen ontvangen.
48. Wie echter die wil niet heeft gekend en dingen heeft gedaan, die slagen verdienen, zal er
weinige ontvangen. Van een ieder, wie veel gegeven is, zal veel geëist worden, en aan wie veel
is toevertrouwd, van hem zal des te meer worden gevraagd.
Tekenen der tijden
49. Vuur ben Ik komen werpen op de aarde en wat is mijn wil, als het reeds ontstoken is?
Fascikel 24
2301
|