lam, dat Jezus verdeelde en op ronde, platte koeken rondgaf; het
scheen mij vooraf ontleed geweest te zijn en weer aaneengelegd.
Maar nu kwamen musicerende kinderen hier weer binnen en
onder hen waren er ook met blindheid of met een andere
gebrekkelijkheid behept; zij werden gevolgd door een schaar
mooi versierde meisjes van 8 tot 10 jaren, waaronder zich ook
dochtertjes en kleindochtertjes van de gastheer bevonden; zij
waren allen in fijne, kostbare, witte en ietwat blinkende stoffe
gekleed. De kleding is hier niet zo wijd en los en omhullend en
verschilt dus veel van die in Judea; hun haar hing in drie delen
lang neer; onderaan waren die delen overgelegd en eindigden met
een lok of sierrand, waaraan velerhande kleine versierselen,
kwasten, parelen of rode vruchten hingen. Dit scheen zo gedaan
met het doel de haren te beletten op te vliegen. Ik zag er menige
met zwart en ook met rosbruin haar. Verscheidene van deze
meisjes droegen samen een grote kroon, die van kransen en
velerlei sieraden samengesteld was; ze was van (horizontale)
stevige ringen of hoepels gevormd, want ze boog niet ineen, maar
was vast. Uit een eerste wijde ring of band stegen (verticale)
staven opwaarts naar een tweede ring of hoepel, waarmee ze zich
verenigden en waarop zich een waaiende bloemtuil, bos of vaantje
verhief. Ik meen niet dat het levende bloemen waren, ten minste
gedeeltelijk niet, want veel daaraan scheen mij zijde of wol of ook
pluimen of ander glanzend sierwerk te zijn.
1249.
De meisjes plaatsten die grote kroon gelijk een troonhemel op
zuilen die eveneens versierd waren, boven de zitplaats van Jezus,
en andere brachten welriekende kruiden en specerijen op kleine
schalen, en ook reukolie in albasten flesjes, die zij vóór Hem op
de tafel neerzetten. Een kind van het huis brak en goot zulk een
flesje over Jezus’ hoofd uit en streek met een doek de olie over
zijn haren. Daarna trokken zij zich terug; zij deden dit met
schroom en zeer stil, zonder te spreken, met neergeslagen ogen en
zonder een enkele maal naar de gasten te zien. Jezus liet dit
Fascikel 24
2417
|