16. En de priester zal een deel van het fijngewrevene en van de olie, met al de daarbij
behorende wierook, als gedenkoffer in rook doen opgaan, als een vuuroffer voor de HERE.
***
Leviticus 3
Vredeoffers
1. Indien zijn offergave een vredeoffer is: indien hij dat brengt van rundvee, dan zal hij een
gaaf dier, hetzij van het mannelijk, hetzij van het vrouwelijk geslacht, voor het aangezicht des
HEREN brengen.
2. Hij zal zijn hand op de kop van zijn offergave leggen en die slachten bij de ingang van de
tent der samenkomst, en de zonen van Aäron, de priesters, zullen het bloed rondom op het
altaar sprengen.
3. En als vuuroffer voor de HERE zal hij van het vredeoffer brengen het vet dat de ingewanden
bedekt, en al het vet dat op de ingewanden ligt;
4. benevens de beide nieren en het vet dat daaraan zit, dat aan de lenden is, en het aanhangsel
aan de lever, dat hij met de nieren moet wegnemen.
5. En de zonen van Aäron zullen het op het altaar in rook doen opgaan, op het brandoffer, dat
op het hout op het vuur ligt, als een vuuroffer tot een liefelijke reuk voor de HERE.
6. Indien zijn offergave een stuk kleinvee is als vredeoffer voor de HERE, dan zal hij een gaaf
dier, hetzij van het mannelijk, hetzij van het vrouwelijk geslacht, brengen.
7. Indien hij een schaap als zijn offergave brengt, dan zal hij het voor het aangezicht des
HEREN brengen,
8. en zijn hand op de kop van zijn offergave leggen en die slachten voor de tent der
samenkomst, en de zonen van Aäron zullen het bloed daarvan rondom op het altaar sprengen.
9. Van het vredeoffer zal hij het vet brengen als vuuroffer voor de HERE: de gehele vetstaart,
die hij dicht bij de ruggegraat moet afsnijden, het vet dat de ingewanden bedekt, en al het vet
dat op de ingewanden ligt.
10. Ook de beide nieren en het vet dat daaraan zit, dat aan de lenden is, en het aanhangsel aan
de lever, dat hij met de nieren moet wegnemen.
11. En de priester zal het in rook doen opgaan op het altaar, als een spijs ten vuuroffer voor de
HERE.
12. Indien zijn offergave een geit is, dan zal hij (het dier) brengen voor het aangezicht des
HEREN,
13. hij zal zijn hand leggen op zijn kop, het slachten voor de tent der samenkomst, en de zonen
van Aäron zullen het bloed daarvan rondom op het altaar sprengen.
14. Dan zal hij daarvan zijn offergave als vuuroffer voor de HERE brengen: het vet dat de
ingewanden bedekt, en al het vet dat op de ingewanden ligt;
15. ook de beide nieren en het vet dat daaraan zit, dat aan de lenden is, en het aanhangsel aan
de lever, dat hij met de nieren moet wegnemen.
16. En de priester zal het in rook doen opgaan op het altaar als een spijs ten vuuroffer, tot een
liefelijke reuk; al het vet is voor de HERE.
17. Dit zij een altoosdurende inzetting voor uw geslachten in al uw woonplaatsen: gij zult
volstrekt geen vet en geen bloed eten.
***
Leviticus 4
Zondoffers
1. De HERE sprak tot Mozes:
2. Spreek tot de Israëlieten: Wanneer iemand zonder opzet zondigt in een van de dingen die de
HERE verboden heeft te doen, en één daarvan doet –
Fascikel 24
2422
|