verbonden en ook met de hemelse Vader verenigd (cfr.
Joa. 1, 12).
Hij zei hun ook waaraan zij herkennen konden in
welke mate zij de H. Geest in hun doopsel ontvangen
hadden; Hij onderrichtte zijn toehoorders over het
gebed en meer bepaald over sommige vragen; ik was
er verwonderd over, hoe Hij reeds over een paar
vragen van het Onze Vader in het bijzonder uitleg
gaf, hoewel Hij het gebed zelf in zijn geheel nog niet
uitgesproken had. Deze leerrede duurde van de middag tot de
avond.
Toen daalde Hij naar Betanat af, waar Hij een maaltijd nam en
overnachtte. De vorige nacht had hij te Hannaton geherbergd.
11 januari. –
De volgende dag zag ik Jezus van Betanat in de richting van het
Meer en dan van Kafarnaüm gaan. Er waren op die plaats nog 5
Joannes-leerlingen tot Hem gekomen; zij waren afkomstig uit de
nabijheid van de Middellandse Zee, van een plaats ten noorden
van Afeke, de vaderstad van de H. Tomas; zij waren geen
rasechte Joden, maar een soort van slaven; zij waren lang bij
Joannes geweest en nu waren zij tot Jezus gekomen.
(Afeke schijnt een paar uren ten zuidwesten van Nazareth te moeten
liggen).
Het kon middag zijn, toen ik Jezus met de 8 leerlingen op een
heuvel zag tussen de uitmonding van de Jordaan en Betsaïda,
zowat een half uur van het Meer150. Zij hadden een open uitzicht
150 Heuvel Kanazir. – Heuvel een half uur van het Meer.
Bedoeld is de heuvel Kanazir, zie grote kaart 2 of ook 4.
Hij verlengt zich met een uitloper of voorheuvel tot tegen het Meer.
Deze voorheuvel scheidt de vlakte Gennezaret van de kleine vlakte Tabiga.
Op die zuidelijke verlenging lag het verspreide dorp van Serobabel.
Fascikel 12
471
|