Dit was een zeer trouwe knecht en hij stelde de kommer van zijn
heer met gevoelens van oprechte deelneming voor.
Jezus antwoordde hem dat Hij niet kon meegaan,
maar dat Hij het zoontje toch zou genezen, omdat
het een onschuldig knaapje was. Hij zei dan tot de
knecht dat de heer zich met uitgebreide armen op
zijn zoon moest uitstrekken en een zeker gebed doen,
dan zou de melaatsheid van het kind wijken; en dat
daarna hij, de knecht, zich op dezelfde wijze plat op
het kind moest leggen en zijn adem in zijn mond
moest blazen; er zou dan een blauwe damp van het
kind uitgaan en het zou ook van zijn stomheid
genezen zijn. De overige bijzonderheden ben ik vergeten.
Ook heb ik in een bijvisioen gezien hoe de vader en de knecht het
kind op die manier genezen hebben.
Het bevel aan vader en knecht om zich op het zieke kind uit te
strekken, had bepaalde geheime oorzaken of redenen die ik niet
meer nauwkeurig weet.
Dit kind was onwettig en scheen mij het natuurlijke kind te zijn
van de knecht, die het op zondige wijze gewonnen had bij de
vrouw van de huisvader, zonder dat deze het wist; maar Jezus wist
het. Zij moesten beiden een schuld van het kind wegnemen, maar
ik kan niet duidelijk maken op welk een geheimnisvolle wijze dit
geschiedde.
De stad Kedes lag ongeveer zes uren ten noorden van Kafarnaüm,
op de grenzen naar Tyrus toe en ten westen van Paneas
(= Cesarea-Filippi, aan de voet van de grote Hermon, grote kaart
1). Kedes was eertijds een kanaänietische hoofdstad en nu een
vrijstad (Jos. 12, 22; 20, 7), waarin degenen die door het gerecht
(versta: door bloedwrekers) vervolgd waren, konden vluchten en
een onderkomen vinden; ze grensde aan het gewest Kaboel, dat
eertijds door Salomon aan de koning van Fenicië ten geschenke
Fascikel 12
423
|