De mensen leefden hier van wijn- en fruitteelt; het was een
vreselijke wildernis van bijna overal naakte rotsen; het gebeurde
dat wijngaardstammen met de rotsen naar beneden rolden.
De eigenlijke weg van Jericho naar Jeruzalem liep niet door
Adoemmim, maar aan de westkant van deze plaats.
(Adoemmim ligt 500 m ten noorden van de weg; deze maakt een
wending naar de herberg die ten zuidwesten van Adoemmim ligt).
Aan deze zijde kon men er onmogelijk binnen (wegens de steilte
van de heuvel). Maar een weg uit het herdersdal naar Jericho (?)
lopend, doorsneed de weg van Bethogla naar Adoemmim,
ongeveer een half uur vóór (ten oosten van) deze stad.
(Op dit punt zijn Jozef en Maria op hun reis naar Bethlehem
voorbij gekomen).
In de nabijheid van dit kruispunt was een enge en zeer gevaarlijke
passage en hier duidde een stenen leerstoel de plaats aan, waar,
lang vóór Christus’ tijd de parabel van de barmhartige
Samaritaan en van de man die in de handen van de
moordenaars viel, werkelijk geschied was.
Toen Jezus naar Adoemmim trok, week Hij met zijn leerlingen
een weinig van de weg af om deze plaats te bezoeken. Daar
hield Hij voor zijn leerlingen en voor de verzamelde
inwoners van het gewest op de leerstoel een toespraak
over de gebeurtenis die hier had plaats gehad.
2 februari; Sabbat. –
Jezus vierde de sabbat te Adoemmim en leraarde in de
synagoge. Hij vertelde een parabel die betrekking
had op de weldaad der vrijsteden voor misdadigers.
Hij vergeleek dit voorrecht (waardoor zij aan de
dood ontkwamen) met de genadetijd, waarin wij
hier op aarde door boetvaardigheid onze schuld
kunnen kwijtgescholden krijgen. Ook wekte Hij allen
Fascikel 12
503
|