Het huis waarin Jezus te Silo herbergt, is een huis waarin reizende
leraars en profeten het recht hadden te verblijven; het maakte deel
uit van het gebouwencomplex met de woningen en scholen van de
Farizeeën en Sadduceeën van deze plaats; het was als een
seminarie; het lag niet ver van het hoogste punt van de berg, waar
oudtijds de Verbondstent en Ark gestaan hadden.
Die hoogste top was als een aparte, steile rots en had boven een
grote vlakte, wellicht met een uitgestrektheid, dunkt mij, als die
van Dülmen, mijn woonplaats.
Er was daar een grote ruimte, met een half verwoeste muur
omgeven, en daarin lagen de aanzienlijke, verwoeste grondslagen
van een stenen gebouw, dat eertijds boven de heilige tent
opgericht was. Misschien was het eertijds ook maar een prachtige
ringmuur, die een vrije plaats of binnenhof omgaf. Waar de
Verbondsark eertijds gestaan had, was onder een dak dat op
open bogen rustte, een kolom gelijk die te Gilgal, en onder deze
kolom was, zoals daar, een soort van groef in de rotsgrond en daar
had de Verbondsark gestaan.
Er was ook een synagoge op diezelfde ommuurde hoogte, en niet
verre van de plaats der Verbondsark was een offerplaats en een
overdekte groef, waarin zij de onreinheden wierpen, die van de
geslachte offerdieren voortkwamen. Ik hoorde inderdaad dat zij
hier nog drie- of viermaal in het jaar mochten offeren.
362.
Ik weet niet meer hoe de handelingen en toespraken van Jezus
hier op elkander volgden. Ik herinner me alleen nog dat Jezus
hun op hun beledigende uitlatingen ten antwoord
gaf, dat Hij Die Gene was van Wie zij spraken. En
aangezien zij gesproken hadden van de stem die bij
zijn doop gehoord was, verklaarde Hij dat dit de stem
van zijn hemelse Vader was geweest, die ook de Vader
is van ieder mens die zijn zonden verfoeit en uit de
doopwateren herboren wordt.
Fascikel 12
405
|