Ik zag ook hoe reeds in die tijd door Gods grote barmhartigheid
aan andere godsdienstige heidenen aangekondigd werd dat de
Messias uit een maagd in Judea geboren zou worden.
Het waren de voorouders van de H. Driekoningen, sterrendienaars
in Chaldea; zij ontvingen deze openbaring door een beeld in een
ster of aan de hemel; zij leidden er voorspellingen uit af.
De sporen van deze voorafbeeldingen der H. Maagd heb ik
bemerkt aan hun beelden in hun tempels en ik heb die ook
Deze wordt overwonnen, doch, gelijk de slang in het paradijs, zó, dat ze
macht genoeg behoudt om de strijd voort te zetten.
In deze legende vertegenwoordigt de godin Isis de H. Maagd.
Het is daarom treffend dat het beeld, hetwelk de Egyptenaren van de
toekomstige Maagd maakten, volgens de aanwijzingen van de
profetenleerling, gelijkt op het beeld dat zij van Isis bezaten (zie afbeelding
hiervoor). Wellicht hadden zij het Isisbeeld tot model genomen.
Op de bij de heidenen bestaande traditie van een maagd die een Verlosser
aan de wereld moet schenken, legt de lekenapologeet August Nicolas in zijn
werken grote nadruk, vooral in een hoofdstuk met als titel: ‘Tradition sur
l’attente du Libérateur’.
Deze lange uiteenzetting vatte hij later samen in een groots vierdelig werk
‘La Vierge Marie et le plan divin’, deel II, blz. 30-82.
“Het bestaan van zo’n traditie bij de heidenen”, besluit Nicolas, “is een
onloochenbaar feit”.
Wij voegen eraan toe: “Dat ze ontsproten is aan de paradijsbelofte wordt
enigszins waarschijnlijk gemaakt door deze woorden van de engel aan
Brigitta: “Niet alleen ontving Adam de belofte van een Verlosser, maar ook
de openbaring dat de Verlosser uit een Onbevlekte Maagd geboren zou
worden.”
Deze lange nota is hier niet zonder belang, omdat vreemde mededelingen
zoals in dit nr. 34 onsceptisch kunnen stemmen; omdat ze ons bijgevolg zal
helpen om sommige andere bevreemdende verhalen zo niet maar a priori
minachtend af te wijzen.
De voorouders der Driekoningen kregen aanduidingen in de sterren, zoals
wij in de laatste alinea van nr. 34 lezen, maar toch belet dit ons niet te
veronderstellen dat de bode die naar het Oosten trok, hun een gelijke
boodschap bracht.
Fascikel 2
145
|