weet niet, misschien lampen. Men schoof ze uit een bus of koker
omhoog en stak er kleine spieën onder om te beletten dat ze
neerzonken, en zij staken de lampen aan. Een gekussende
knielbank stond aan de voet van dat soort altaartje. In de
relikwieëndoos werden haren van Sara96 bewaard, voor wie Anna
een bijzondere devotie had97. Ook beenderen van Jozef, die
Mozes uit Egypte meegebracht had; ook iets van Tobias, ik geloof
de relikwie van een kledingstuk, en bovendien de kleine, witte,
glinsterende, peervormige beker, waaruit Abraham, toen de engel
de zegen bracht, gedronken heeft.
Dan heeft Joakim hem bekomen, samen met de zegen uit de
Verbondsark.
Ik weet nu dat die zegen, wijn en brood, een (soort) sacramentele
spijs en versterking is geweest (zie fasc. 1, nr. 25, voetnoot 53).
46.
Anna knielde vóór het muurkastje neer; twee vrouwen knielden
links en rechts van haar en de derde achter haar.
Zij improviseerden weer een psalm; ik meen dat de brandende
braamstruik van Mozes erin genoemd werd.
Ik zag nu een bovennatuurlijk licht de kamer vervullen en
zich samentrekkend Anna omhullen. De vrouwen vielen als
bedwelmd op hun aangezicht neer.
Dit licht nam rondom Anna geheel dezelfde vorm aan van de
brandende braamstruik van Mozes op de Horeb (Ex. 3, 1) en
omsloot haar zo dicht, dat ik niets meer van haar kon zien.
96 Hier is er sprake van relikwieën die Anna vereerde, speciaal ‘haren’ van
SARA. Gewoonlijk gaat men bij het horen van de naam Sara denken aan de
vrouw van Abraham. Hier echter is de vrouw van de jonge Tobias bedoeld.
De reden van Anna’s bijzondere devotie is aanstonds in fasc. 2, nr. 45,
voetnoot 97 met de eigen woorden van de zienster aangegeven.
97 Er bestond immers verre verwantschap. “Ik geloof”, zegde K., “dat de
nakomelingen van de jonge Tobias behoorden tot de voorouders van Joakim
en Anna.”
Fascikel 2
179
|