gemakkelijk die heilige plaatsen tussen zo vele andere grotten van
Essenen en andere kluizenaars te onderscheiden. Ik zag rondom
deze grotten vele verwaarloosde tuinen met hier en daar heerlijke
vruchtbomen.
De pelgrim verkreeg door vurig gebed de aanwijzing dat zij een
jood moesten nemen om hen te vergezellen in de grotten en dat zij
die waarin hij niet zou kunnen binnentreden, moesten houden
voor de grot van Elias.
Ik zag hierop hoe zij tot dit doel een oude jood huurden en hem in
alle grotten zonden. Het duurde niet lang of de jood voelde zich
uit een grot met nauwe ingang telkens weer teruggestoten, welke
pogingen hij ook aanwendde om erin te geraken. Zij herkenden
dus hieraan dat zij de grot van Elias gevonden hadden.
Bovendien vonden zij in die grot een tweede, dichtgemetselde
holte, waarvan zij de ingang weer openden en hier was het de
plaats waar Elias ter ere van de toekomstige moeder van de
Verlosser en Messias had gebeden. De grote, schone, gebloemde
stenen, waarmee de grot dichtgemetseld was geweest, werden
later bij de bouw van de kerk aangewend. Ook vonden zij daarin
nog veel heilige gebeenten van profeten en oudvaders, ook een
aantal schutsels of scheidswanden van vlechtwerk en voorwerpen,
die bij de oude godsdienstplechtigheden gediend hadden. Dit
alles werd nu in bezit genomen voor de Kerk.
Ik zag nu dat op grond van de mededelingen van de pelgrim en
van deze ontdekkingen het geboortefeest van de H. Maagd hier
door de kluizenaars op de 8e september van het jaar 250 voor het
eerst werd gevierd en dat het later, van hieruit, geleidelijk tot de
gehele Kerk overging.
Nog veel heb ik bij die gelegenheid gezien betreffende de berg
Horeb, doch weer vergeten. Ik herinner me nochtans nog dat de
plaats waar Mozes de brandende braamstruik heeft gezien,
volgens de beeldspraak van die mensen, genoemd werd ‘de
schaduw van God’. Men mocht ze slechts blootsvoets
Fascikel 2
198
|