beschreven, toen ik de reis van Jezus naar hun land, na de
opwekking van Lazarus, in het laatste kwartaal van Jezus’ derde
jaar openbaar leven, meemaakte en verhaalde76.
Stamboom van de Messias.
35.
Ik zag de geslachtslinie van de Messias uit David zich aanstonds
in twee takken verdelen.
Rechts liep de lijn door Salomon en eindigde bij Jakob, de vader
van de H. Jozef (zie fasc. 1, nr. 11, voetnoot 26).
Ik zag de gestalten van alle voorouders van de H. Jozef, die in het
Evangelie genoemd zijn, op de twijgen van deze
rechtervertakking van de stamboom, d.i. van de lijn uit David
door Salomon.
Deze geslachtslinie ter rechterzijde had een hoger betekenis. Ik
zag ze in geheel kleurloze, lichtwitte stromen uit de mond van de
afzonderlijke gestalten komen; deze waren hoger en geest-
achtiger (minder lichamelijk) dan die in de linkerlinie.
Ieder van hen droeg in de hand een bloemstengel die een arm lang
was en neerhangende bladeren had als van een palmboom. Op de
top van de stengel bloeide de grote lelieachtige bloemkelk met
vijf meeldraden die van boven geel waren en een fijn stuifmeel
verspreidden. Deze bloemen waren van verschillende grootte,
kracht en schoonheid. De bloem welke Jozef, de voedstervader
van Jezus droeg, was de schoonste van alle, geheel rein en vol
frisse bladeren.
76 De reis van Jezus naar de H. Driekoningen zelf geschiedde na de
opwekking van Lazarus.
Om de woede van zijn vijanden tot bedaren te laten komen, verwijderde zich
Jezus. De openbaring van Jezus’ openbaar leven aan K. Emmerick begon
immers met dat laatste jaar. Vandaar dat zij er nu reeds aan herinnert, zoals
reeds gezegd is.
Fascikel 2
146
|