Terwijl Maria aldus uitgedost stond, richtten de priesters
meerdere vragen tot haar, die op de levenswijze van de
tempelmaagden betrekking hadden. Zo stelden zij haar
edelmoedigheid op de volgende manier op de proef: “Toen uw
ouders u voor de dienst van de tempel bestemden, hebben zij de
belofte in uw naam afgelegd dat gij alle wijn, edik115, druiven,
bessen en vijgen zoudt verzaken. Wilt gijzelf nog wat aan die
belofte toevoegen?
Gij kunt er u gedurende de maaltijd eens over beraden.”
De Joden, inzonderheid de joodse meisjes, waren verslingerd op
edik en zelfs Maria dronk hem gaarne.
Na meer dergelijke vragen werd Maria van het eerste stel klederen
weer ontdaan en met haar tweede feestkostuum uitgedost.
Vooreerst met een hemelsblauw kleedje of rokje; dan met een
kostbaarder borststuk, waarboven een bleekblauwe mantel kwam
en een witte sluier met een weerglans als van zijde; deze sluier
maakte vouwen in de nek, gelijk een nonnensluier en was op haar
hoofd bevestigd door een krans of kroontje met veelkleurige
zijden bloemenknoppen met groene bladertjes116. Hierop legden
de priesters haar een witte gelaatssluier op, die boven, evenals een
kap, tezamen getrokken was. Er waren drie spelden
doorgestoken, die men op het hoofd achterwaarts kon brengen en
daar vastmaken, zodat de sluier voor een derde of voor de helft of
geheel van het aangezicht verwijderd was.
115 Volgens Num. 6, 3 moesten zij die zich aan de dienst van God gewijd
hadden, zich van edik onthouden.
Over edik of azijn, zegt een auteur, nl. Beaufays: “Azijn is niet geheel in onze
betekenis te verstaan. De Joden lustten graag ruwe kost, in azijn geweekt
en met olie overgoten.”
In Ruth, 2, 14 is gezegd: “Eet uw brood en doop uw bete in de azijn.”
116 Hier leest men in het Duits: ‘Nonnenweihel’, waarschijnlijk oud Duits of
dialect en waarschijnlijk een verbastering van het Latijnse ‘VELUM’, d.i.
‘sluier’.
Bij de Vlaamse Arme Klaren is dit ‘wiele’ (van wijle) geworden.
‘Weihel’ en ‘wiele’ zijn wel hetzelfde.
Fascikel 2
208
|