Ik zag Jozef in zijn kamertje met het hoofd op de arm op zijn zijde
liggen slapen; ik zag een schitterende jongeling tot zijn legerstede
naderen en tot hem spreken. Jozef richtte zich op, maar was niet
geheel wakker en ging onbewust weer liggen. De jongeling vatte
hem nu bij de hand en trok hem overeind; Jozef kwam tot het
bewustzijn en stond op: de jongeling verzwond. Jozef ging naar
de lamp die in het midden van het huis vóór de haardstede
brandde en stak er zijn lamp aan. Nu ging hij kloppen op de
kamerdeur van Maria en vroeg aan de H. Maagd te mogen
binnentreden; ik zag hem binnengaan en spreken met Maria, maar
niet van aangezicht tot aangezicht, want ze waren nog gescheiden
door het vóór haar bed geplaatste scherm, dat zij niet opendeed.
Jozef verwijderde zich weer en ging naar de ezel in de stal en dan
in een kamer, waarin allerlei huisraad bewaard werd; hier
verzamelde hij enige benodigdheden en bracht alles in gereedheid
voor de vluchtreis.
Nadat Jozef van de H. Maagd weggegaan was, stond zij
onverwijld op en kleedde zich aan voor de reis; zij begaf zich tot
haar moeder Anna en deelde haar het bevel van God mee.
Ook Anna stond nu op en zo ook Maria Heli met haar knaapje
(kleinzoontje); zij lieten het Kindeke Jezus nog rusten.
Voor die volmaakte mensen ging de wil van God vóór alles.
Al was hun hart ook nog zo bedroefd, toch brachten zij zonder
vertraging alles voor de reis in gereedheid; eerst daarna zouden zij
de vrije loop laten aan hun afscheidsleed. Anna en Maria Heli
hielpen het nodige voor de reis bijeenbrengen; Maria nam op
verre na niet zo veel mee als zij van Bethlehem had
meegebracht366; zij pakten slechts een middelmatige voorraad en
366 Hier lezen wij dat Maria, bij de haastige vlucht uit Nazareth naar Egypte,
op verre na niet zoveel meenam als zij uit Bethlehem naar Nazareth had
meegebracht, of liever had laten overbrengen.
Moeder Anna had toen nl. op twee ezels een groot deel van de geschenken
der H. Driekoningen laten inpakken (fasc. 6, nr. 159).
Fascikel 7
729
|