plaats (Gilgal) naar Jeruzalem komen. Naar die plaatsen had
Herodes eerst soldaten gezonden (nr. 172), en later door de
Overheden van die plaatsen zijn bevel bekend laten maken naar
Jeruzalem te komen; zij begaven zich in verscheidene groepen
naar de heilige stad; velen hadden 2 kinderen bij zich en reden op
ezels; zij werden allen in een groot gebouw gebracht, doch de
meegekomen mannen stuurde men weer weg. Allen waren blij en
vol verwachting opgekomen, want ze verhoopten een beloning
voor hun vruchtbaarheid.
Het gebouw te Jeruzalem was een weinig afgelegen, op geen
grote afstand van de latere ambtswoning van Pilatus; het was
rondom zo ombouwd dat het buiten moeilijk was te vernemen wat
daarbinnen gebeurde; het zal een rechtsgebouw geweest zijn,
want op het binnenplein zag ik stenen palen en blokken met
kettingen eraan; ook zulke bomen die men (met de toppen)
samenbond en dan weer uit elkaar liet vliegen, om de mensen die
men erin vastgebonden had, in tweeën te scheuren; het was een
massaal, een somber gebouw en het binnenplein leek me wel zo
uitgestrekt als het kerkhof aan de ene kant van de hoofdkerk te
Dülmen.
Tussen twee muren door, verleende een poort de toegang tot dit
binnenplein en dit was aan drie zijden door gebouwen omsloten.
Links en rechts waren deze zijgebouwen slechts één verdieping
hoog; het middelgebouw had er echter twee en geleek op een
oude, ruwe synagoge; ieder van deze drie vleugels stond door een
poort met het binnenhof in verbinding392.
392 Het hier vermelde gerechtshof van Herodes maakte deel uit van het
gebouwencomplex van de burcht Antonia, waarin later Pilatus zijn pretorium
had.
Het binnenhof vormde in Christus’ lijden een voorplein tussen Pilatus’
pretorium en het forum aan de noordkant van de rotsbank, waarop het paleis
van Pilatus ingericht was.
Later geven wij een nauwkeurig plan; hier kan men zich behelpen met het
kaartje in fasc. 2; dit plein zou daar aangetekend kunnen worden een halve
cm boven de rotsbank.
Fascikel 7
779
|