reusachtige bouwwerken, die eerst ten tijde van de kinderen van
Israël begonnen op te rijzen408.
De voormelde koning liet grote achting blijken voor Job en wilde
hem niet meer laten vertrekken; hij wenste vurig dat Job zich met
zijn gehele stam in dit land zou komen vestigen en hij stelde hem
voor tot zijn verblijfplaats de stad te kiezen, waar de H. Familie
later gewoond heeft en waar wij haar nu zien; zij verkeerde toen
nog in een geheel andere toestand. Job heeft 5 jaren in Egypte
verbleven. Ik zag dat hij op dezelfde plaats gewoond heeft, waar
de H. Familie nu woonde en dat God zelf hem die bron heeft
aangetoond; hij heeft ook bij zijn godsdienstoefeningen op de
voormelde grote steen geofferd ...
Job trof in deze stad een gruwzame, onmenselijke afgodendienst
aan, die nog een overblijfsel was van de afgoderij die ten tijde van
de Babeltorenbouw gepleegd werd en die met toverij gepaard
ging. Zij hadden een afgodsbeeld met een brede, van boven
spitse, als omhoog geheven ossenkop met opengesperde muil en
met naar achteren gebogen horens; het beeld was hol; zij stookten
er vuur in en legden levende kinderen in zijn gloeiende armen;
langs openingen in zijn lijf zag ik hen iets uit hem halen.
De bewoners waren hier zeer wreedaardig; het land was vol
afzichtelijke dieren. In grote benden vlogen grote, zwarte dieren
rond met vuurrode bekken (mit feurigen Mäulern). Er ging, waar
ze vlogen, als vuur van hen uit; zij vergiftigden alles, de bomen
waarop ze neerstreken verdorden. Ik zag ook dieren met lange
achterpoten en korte voorpoten als die der mollen; ze konden van
het ene dak op het ander springen. Ook loerden tussen stenen en
in holen gruwelijke, gevaarlijke beesten, die zich om de mensen
kronkelden en ze verwurgden.
408 Ontstaan van de piramiden. – De geleerden aanvaarden dat sommige
piramiden reeds in de jaren 4000 bestonden. Nochtans beweerde Flavius
Josephus dat de Israëlieten tijdens hun slavernij in Egypte aan de opbouw
ervan hebben meegewerkt.
Fascikel 7
812
|