onderscheidt of een simpele boerenknaap opvalt door zijn
schranderheid, dan herinnert men hem zich aanstonds, wanneer
hij de volgende maal of het volgende jaar terugkeert.
Zo had de twaalfjarige Jezus, toen Hij met zijn ouders in het
gezelschap van hun vrienden en dezer zonen naar Jeruzalem
kwam, reeds menig bekende en vriend in de stad. Zijn ouders
plachten de reis met hun landgenoten gescheiden te doen (ieder
bij zijn eigen groep: mannen, vrouwen, jongelingen) en zo wisten
Maria en Jozef op deze reis, die reeds Jezus’ vijfde was, dat Hij
de weg aflegde in het gezelschap van de jongelingen uit Nazareth.
Jezus had zich evenwel ditmaal tijdens de afreis bij de Olijfberg
van zijn gezellen gescheiden. Dezen hadden verondersteld dat Hij
Zich misschien bij zijn ouders, die volgden, gevoegd had.
Doch Hij was aan de andere kant van Jeruzalem in de richting van
Bethlehem naar een herberg gegaan, waar ook de H. Familie vóór
de zuivering van Maria haar intrek had genomen (te Qatamin, zie
fasc. 4, nr. 103, voetnoot 221).
Jozef en Maria wisten gedurende de reis niet beter dan dat Jezus
als naar gewoonte met de jeugdige Nazarethanen vooruit was,
terwijl dezen geloofden dat Hij volgde met zijn ouders (Lk. 2, 44).
Wanneer zij nu allen op de terugreis te Gofna bij elkander
kwamen en Jozef en Maria Jezus’ afwezigheid bemerkten, was
hun angst buitengewoon groot; zij keerden aanstonds naar
Jeruzalem terug en deden onderweg overal navraag naar Hem,
doch ontdekten nergens een spoor van Hem, want Hij was op
geen enkele plaats gekomen, die zij gewoon waren te bezoeken.
Jezus had overnacht in de herberg vóór de Bethlehemspoort van
Jeruzalem (te Qatamin), waarvan de bewoners Hem en zijn ouders
kenden420.
420 Gofna. – Stadje 20 km ten noorden van Jeruzalem; het bewaarde tot
heden zijn naam, die in zijn Arabische vorm luidt Djifneh.
Fascikel 7
837
|