stonden jonge, groeizame vruchtbomen, dadelbomen, sykomoren
en dergelijke.
195.
De balsemstruiken waren reeds zo groot als middelbare
wijnstokken (balsem; fasc. 2, nr. 60, voetnoot 126). Jozef had van
boombast kleine flessen gemaakt; ze waren op zekere plaatsen
met hars gelijmd en voor het overige zeer effen en sierlijk. Zulke
flessen of kruikjes maakt Jozef dikwijls op de rustplaatsen onder
de reis; ze dienen tot verschillende doeleinden. Hij brak van de
roodachtige balsemtakjes de klaver-vormige bladeren af en hing
er zulke bastflessen aan om de uitdruipende balsemdruppels te
verzamelen, die zij dan op reis met zich meenamen.
Nadat hun begeleiders een aandoenlijk afscheid hadden genomen
en teruggekeerd waren, hielden zij zich hier nog meerdere uren
op. De H. Maagd waste en droogde enig kledergoed; zij
verfristen zich aan het water en vulden hun waterzak voor de reis;
daarna zag ik hen zich op weg langs de grote heirbaan begeven.
Ik zag hen op verschillende tijdstippen op deze reis naar huis; ze
verliep geheel zonder gevaar. Jezus was nu een knaap. Alle drie
droegen zij, om zich tegen de zon te beschutten, een schijf van
dunne boomschors op het hoofd; ze was met een doek onder de
kin vastgemaakt.
Jezus droeg een bruin kleedje en volledige schoenen van bast, die
Jozef voor Hem vervaardigd had; ze waren tot de helft van de
voeten vastgebonden.
Maria droeg alleen maar sandalen. Ik zag haar dikwijls vol
bezorgdheid, omdat het gaan in het hete zand zo bezwaarlijk was;
keer op keer zag ik haar stilstaan om het zand uit Jezus’ schoenen
te schudden. Ook verplichtten zij Hem herhaaldelijk om enige
tijd op het lastdier te gaan zitten en zo een beetje uit te rusten.
Ik zag hen door meerdere steden gaan en langs andere voorbij
trekken; hun namen zijn mij ontgaan, behalve die van Ramesses;
Fascikel 7
824
|