Deze stad die op een landtong en dus aan 2 zijden door water
ingesloten lag, was zeer vervallen, onderbroken en verspreid en
de toenmalige woningen waren meestal zeer armoedig, met
dadelhout en vaste slijkaarde wankel gebouwd en met biezen
bedekt, zodat het Jozef hier in het begin niet aan werk ontbrak: hij
maakte de huizen steviger met vlechtwerk en voorzag ze boven
van gaanderijen, waarop de bewoners konden gaan.
186.
Hier te Matarea woonden zij in een donker gewelf in een eenzame
wijk aan de landzijde (waar de tong met het land tussen de
kanalen samenhing?), niet ver van de poort waardoor zij in de stad
binnengekomen waren. Jozef bouwde weerom een licht voorhuis
vóór het gebouwgewelf. Ook hier te Matarea viel bij hun
aankomst het afgodsbeeld in een kleine tempel en later alle
afgodsbeelden omver (nr. 181, voetnoot 388). Ook hier bracht
een priester het volk tot bedaren door het aan de plagen van
Egypte te herinneren.
Later, wanneer een kleine gemeente van Joden en bekeerde
heidenen zich om Jozef had geschaard, stonden de priesters hun
de kleine tempel af, waarin het afgodsbeeld bij hun aankomst te
gronde was gestort. Jozef richtte hem tot een synagoge in; hij
werd als de vader en het hoofd van de groep; hij hervormde hun
gezang, zodat de psalmen voortaan behoorlijk en eerbiedig
gezongen werden, want hun godsdienstoefeningen werden slordig
verricht en betekenden echt niets (ihr Gottesdienst war ganz
verwildert).
De tuin is een belangrijke bedevaartplaats geworden, zo voor
mohammedanen als christenen. De H. Landbedevaarders begeven zich
vaak naar Egypte en daar bezoeken zij dan altijd die balsemhof en bron.
Fascikel 7
791
|