dan elk blaadje en het minste bloempje beschouwd als een boek,
waarin ik las.
Iedere vogel, elk voorbijsnellend dier, alles wat mij omgaf,
onderrichtte mij.
Bij het zien van elke vorm en kleur, bij het nagaan van elk
bladgeraamte, nerf en ader, kreeg ik allerhande verheven
gedachten. De mensen dan, aan wie ik ze meedeelde, aanhoorden
soms met verbazing mijn bedenkingen, maar toch gebeurde het
meer dat ze mij erom bespotten; hierom gewende ik me er ten
laatste aan, dergelijke beschouwingen voor mij te houden, want
vroeger meende ik, – en ik meen het nog soms – dat zo iets aan
alle mensen overkomt en dat men nergens doeltreffender leert dan
in de natuur, dit A-B-C-boek dat God zelf heeft geschreven. (cfr.
fasc. 12, nr. 385, voetnoot 142).
Terwijl ik heden in mijn beschouwingen de kleine Joannes in de
woestijn weer volgde, zag ik opnieuw, zoals vroeger, zijn gehele
handel en wandel; ik zag hem spelen met bloemen en dieren;
vooral de vogels waren zeer gemeenzaam met hem. Wanneer hij
rondwandelde of geknield in gebed lag, kwamen ze op zijn hoofd
neergestreken. Ook legde hij vaak zijn staf horizontaal tussen de
takken en dan kwamen op zijn stem vele bonte vogels
aangevlogen, die in de rij op zijn staf gingen zitten; hij keek ze
aan en richtte vertrouwelijk het woord tot hen, als gaf hij les; ik
zag hem ook andere dieren in hun schuilholen volgen, ze voeden
en navorsend beschouwen. (Geen commentaar).
Dood van Zakarias en Elisabet.
189.
Joannes in de woestijn had nu ongeveer zijn zesde jaar bereikt.
Eens begaf Zakarias zich met offerdieren naar de tempel en
Elisabet maakte gebruik van zijn afwezigheid om aan haar zoontje
in de woestijn een bezoek te brengen. Nooit heeft Zakarias
Fascikel 7
799
|