1030.
Van Joetta tot Hebron (Joetta behoort tot Hebron) ging Jezus
heden nog ongeveer een uur verder naar het zuidoosten en kwam
in een levietenstadje, Betaïn genaamd, waartoe men zeer steil
opklimmen moet. Boven ligt het tamelijk vlak en het is wel zo
groot als Dülmen (het Dülmen van 1822).
Hij genas er enige inwoners en sprak over de
Verbondsark en over David, want hier in Betaïn heeft de
Verbondsark 15 dagen verbleven. Dit staat niet in de H. Schrift,
maar ik heb gezien dat David op Gods bevel de Verbondsark
heimelijk in de nacht uit het huis van Obededon (I Sam. 6)
hierheen liet brengen en zelf barvoets er vóór ging.
Ik ben de reden van die overbrenging vergeten, maar in het huis
van Obededon mocht ze niet langer blijven. Toen David haar
weer van hier liet wegbrengen, was het volk daarover zo
verbitterd, dat zij hem schier stenigden; ik kan echter de juiste
toedracht van de zaak niet meer zeggen.
Hier, boven, in Betaïn was een zeer diepe bron533; het water werd
met een grote lederen zak er uit opgehaald; ik weet niet meer goed
hoe zij zulk een zak dichtknoopten, maar wanneer zij hem van het
touw loslieten, viel hij neer als een dik varken.
533 Betaïn = Ain (= Atar = Jeter = Attir). –
Betaïn betekent: ‘huis van de bron’.
-
In Jos. 19, 7 is een Ain vermeld onder de steden van Simeon en
genoemd met Atar (= Jeter, thans Attir, 4 uren ten zuiden van Hebron).
-
In Jos. 21, 16 wordt het een levietenstad genoemd en vermeld met
Joetta, 2 uren ten zuiden van Hebron;
dit is een ander Joetta dan dat van K.
K. wijst Betaïn aan een uur of zowat ten zuidoosten van Hebron.
Gezien de gelijkheid van naam, de ligging in hetzelfde gewest en het feit dat
ook Betaïn een levietenstad is, zullen Ain en Betaïn hetzelfde stadje zijn;
zijn ligging is echter onbekend, doch, gewapend met de bijzonderheden die
K. er over meedeelt, zou een onderzoek ter plaatse het kunnen ontdekken.
Wij lokaliseren het bij benadering een 4-tal km ten zuidoosten van Hebron
(grote kaart 1).
Fascikel 22
1945
|