In de gebouwen rondom de vijver waren in deze tijd, buiten de
arme zieken, die in de muurcellen bleven liggen, maar weinig
mensen aanwezig, aangezien degenen die het wat beter hadden,
zich reeds naar huis hadden laten dragen, want in de laatste tijd
had slechts zelden een beweging van het water plaats, en dit
geschiedde dan meestal met zonsopgang, en op dit moment lieten
rijken, die over dienstpersoneel beschikten, zich aanbrengen en in
de vijver neerlaten. Dit genezingsgesticht was dus in het
algemeen zeer in verval; zelfs waren aan een zijde een deel van de
muren wat bouwvallig. Ook hielden zich meest slechts lieden
daarin op, die een eenvoudig geloof hadden, van het soort van
degenen die bij ons de bedevaartplaatsen bezoeken.
Deze vijver was het, waarin Nehemias het heilig vuur verborgen
had (II Makk. 1, 19), en een stuk van het hout, waarmee het
overdekt was geweest, werd achteraf ter zijde geworpen en is een
deel van het kruis van Christus geworden559.
De wonderkracht van de vijver (Joa. 5, 2-4) heeft zich, nadat het
heilig vuur daarin was geweest, geopenbaard. In de eerste tijden
zagen wel deugdzame en profetisch begaafde zieken ook een
engel nedergezweefd komen, die het water beroerde. Later zagen
dit weinigen of niemand meer, en de tijden waren reeds zo, dat zij
die het nog wel eens zagen, het voor zich hielden, en verzwegen,
maar te allen tijde zagen velen (als iets gewoons) de beweging,
beroering en opborreling van het water.
Deze vijver werd de doopplaats der apostelen na de nederdaling
van de H. Geest (nrs. 2147, en vlg.) en hij was, met de engel die
het water beroerde, een geheimzinnige voorafbeelding van de
559 Later zal K. dit nog meer dan eens herhalen, ondermeer in het verhaal
van Jezus’ bitter lijden. Zij zal er dan nog meer over zeggen en misschien is
de plaats aldaar, nl. in nr. 1806 beter geschikt om er een woord commentaar
op te geven.
Fascikel 22
1998
|