-
Alleen de noorderrand van de vijver is er op weergegeven, doch
voldoende om ons een idee van de hele vijver te geven. Men ziet er een
ter plaats gebleven stuk randmuur en één van de vijf trappen, die met 8
treden naar het water leidde.
-
Op dezelfde schets ziet men ook de min of meer eironde vorm van de
vijver zich aftekenen.
Volgens K. was hier ook de oosthelling van de stadsvallei steil,
d.i. de westelijke helling van Ofel,
de tegenovergestelde helling daarentegen,
d.i. de oostelijke helling van de hoogstad of Sionberg zacht en lang.
-
Ten noorden van de twee vijvers bleef het stadsdal waarschijnlijk open.
Bij de noordoosthoek van het gebouwencomplex, vond men de resten
terug van een weg die naar de stad leidde.
We kunnen ons voorstellen dat Jezus op dit punt zijn intrede in het gesticht
deed, op een punt dat het verst van de vijver verwijderd was.
Deze beschrijving van de vijver, de omgeving en de schets helderen
meerdere gezegden van K. over deze plaats op, ondermeer ook dit, dat daar
allerlei muren waren en meerdere schuilhoeken, waar de leerlingen zich
gedurende Jezus’ lijden gemakkelijk konden verborgen houden, temeer daar
heel deze zuidoostelijke stadshoek grotendeels of nagenoeg geheel verlaten
was. Vandaar dat de apostelen na de nederdaling van de H. Geest deze
plaats in gebruik konden nemen, vrij prediken en ook overvloedig water te
hunner beschikking hadden om aan massa’s mensen het doopsel toe te
dienen. Alles was er daar als het ware op gereed gemaakt.
Op de tekening ziet men ook nog het zuidelijk einde van de Davidstad of van
de stad op de heuvel Ofel, die zijn eerste hoofdstad was, de beginkern van
het latere Jeruzalem, dat zich geleidelijk uitbreidde, tot ook Bezeta en de
tuinenwijk er bij ingelijfd waren.
Bij die zuidpunt was het niveau van de heuvel van 720 m tot 655 m gedaald.
Fascikel 22
1993
|