Op een van de pleinen lagen verscheidene bezetenen aan
kettingen vastgebonden; zij schreeuwden en maakten een
afgrijselijk lawaai, toen Jezus binnentrad, maar zwegen
aanstonds op zijn bevel; Hij verloste hen van de
duivel.
Ook melaatsen waren er hier, doch zij lagen in een afgelegen deel
van het gebouw. Jezus ging alleen tot hen en genas ze.
De genezenen die van Tirza zelf waren, werden door hun
verwanten of vrienden afgehaald, maar eer ze vertrokken, liet
Jezus hen te eten en te drinken geven en aan de
armen klederen en dekens uitdelen; deze voorwerpen
waren door de leerlingen uit de herberg van Bezek naar Jezus’
nachtkwartier vóór Tirza en van daar naar hier overgebracht.
(Herberg van Bezek is dezelfde als die van Aser, tussen de twee
plaatsen gelegen; zie nr. 1061, voetnoot 570).
Jezus ging nu ook naar het torenvormig gebouw van de vrouwen;
dit is een rond, torenhoog gebouw rond een binnenplein. Op dit
plein, zoals ook aan de buitenkant van het gebouw, leiden stenen
trappen of hellingen, die uit de muur vooruitspringen, van de ene
verdieping naar de andere; doch binnen in het gebouw zijn er
kleine trappen, gelijk bij ons. In de buitenste zalen (die naar de
buitenkant gelegen waren en dus uitzicht naar buiten hadden)
lagen vrouwen met allerlei ziekten. Jezus genas er vele van.
In de cellen die op het binnenplein uitzicht hadden, dat met een
deur afgesloten was, waren vrouwen gevangen gezet, de ene voor
losbandigheid, andere voor oneerbare en schunnige gesprekken;
andere nochtans waren onschuldig gevangen gezet.
1066.
In een ander deel van hetzelfde gebouw ondergingen vele arme
mannen een zwaarder en zelfs allerzwaarste gevangenisstraf,
enige voor schulden, andere verdacht en in staat van
beschuldiging gesteld voor pogingen tot opstand, maar ook andere
Fascikel 22
2031
|