zijn schouder hing en met een gordel om zijn middel gesloten
was; hij voelde dat zijn Zaligmaker nabij was en veel dorst had.
Dan bad het knaapje en stiet met zijn stokje in de aarde: een
overvloedige bron welde aanstonds op en Joannes ijlde de
waterloop voorbij en keek de voorbij reizende H. Familie aan op
de plaats waar de waterloop neerstortte; hij sprong op van vreugd
en wuifde met zijn wimpel.
Hierna zag ik hem teruglopen tot bij een grote, overhangende rots.
In haar nabijheid daalde de bodem en vormde daar een spelonk.
De straal van die bron vloeide op deze plaats in een kleine diepte,
die door Joannes tot een vijver vergroot werd. Later woonde hij
een tijdlang in deze spelonk.
De H. Familie was bij deze gelegenheid over een deel van de
Olijfberg gereisd. Een half uur ten oosten van Bethlehem had ze
gerust534, en was dan, de Dode Zee steeds ter linker zijde
hebbend, een uur of 7 ten zuiden van Bethlehem en 2 uren ten
zuiden van Hebron gekomen. Daar betraden zij de woestijn,
waarin de kleine Joannes zich ophield; ik heb hen dit beekje zien
overschrijden en ernaast, op een gemakkelijke plaats, zien rusten
en zich verkwikken.
Ook toen de H. Familie uit Egypte terugkeerde, zag Joannes Jezus
IN DE GEEST en sprong juichend op, kijkend in de richting van
de weg van Jezus, maar hij zag Hem niet met de ogen van het
lichaam, want zij waren op een afstand van meerdere uren van
elkander.
534 Ten oosten van Bethlehem. – De hier bedoelde rustplaats was in de
zogenaamde melkgrot. Aan deze grot is ook de traditie verbonden van een
rustplaats der H. Familie op haar vluchtreis naar Egypte.
In fasc. 7, nr. 175 heeft K. deze rustplaats ten oosten van Bethlehem niet
vermeld, maar in fasc. 7, nr. 176, vindt men het verhaal van de ontmoeting
van de twee kinderen ten zuiden van Hebron, verhaal dat wij hier vernemen
uit de mond van Jezus zelf.
Fascikel 22
1949
|