groen en met veel edelhout begroeid; er waren ook vele eenzame
hoeken.
Magdalena bewoonde de woning van de godvruchtige stille
Maria; dit zijn kleine kamers en dikwijls zie ik haar in een zeer
eng plaatsje zitten als in een torentje, dat, geloof ik, een
boeteplaatsje is; zij stort nog steeds overvloedige tranen; hoewel
niet meer ziek, is zij toch van berouw, spijt en vermorzeling als
vernietigd, bleek en uitgeteerd.
In de laatste dagen kwamen twee vastens, één wegens de dood
van de oudsten na Josuë, en komt nu ook een feest (nr. 1052), dat
met allerlei vermakelijkheden gepaard gaat553; het begint
aanstonds na de naaste sabbat en duurt drie dagen; ik heb er vele
bijzonderheden van gezien, die ik niet goed meer weet; men heeft
het tot nu uitgesteld, anders was het vroeger gekomen.
Het is een feest waarop voor alle genaden gedankt wordt, vanaf de
aanvang met de Uittocht uit Egypte, maar het behoeft niet in
Jeruzalem gevierd te worden, men kan het overal vieren554.
553 Twee vastendagen.
-
De vasten op 2 sebat, 19 januari, nr. 1039, wegens de dood van de
oudsten, medewerkers van Josuë, heeft K. niet vermeld op de dag zelf.
-
De andere vastendag was wellicht de plaatselijke vasten te Joetta,
nr. 1026 (alsook voetnoot 528).
554 Feest. – In nr. 1052 zal K. het noemen ‘Ennorum’, en vanaf nr. 1048
verhaalt zij de genezing van de man die al 38 jaren ziek was.
Het verhaal van dezelfde genezing begint de evangelist Joannes: “Daarna
hadden de Joden een feest en Jezus ging op naar Jeruzalem.”
Dit brengt voor de exegeten een onoplosbare moeilijkheid mee (cfr. J.
Keulers op Joa. 5, 1 en Prat., J. Chr. I, 402).
Daar dit een feest was, waarvan in de geschiedenis geen gewag wordt
gemaakt, te oordelen naar K.E., moet de onzekerheid van de exegeten ons
niet verwonderen.
Wij kunnen in elk geval uit K.’s mededeling afleiden dat het verkeerd is het
verhaal van Joannes te willen verplaatsen om het met een bekend feest te
laten samenvallen (cfr. Prat, J. Chr. I, 402).
Fascikel 22
1984
|