Wij zijn hier in het vaderland van Abraham, van Zakarias en Elisabet en
hun roemrijke zoon, de Voorloper van Jezus, Joannes de Doper. Jezus
en Maria komen er vaak. Vandaar dat het belangrijk is dit gewest ietwat
nader te kennen. We nemen bij deze uitleg onze kaart tot leidraad en
zullen er vaak naar terugwijzen.
Op de vlucht naar Egypte in fasc. 7, nr. 176 en later in Christus’ leven,
fasc. 11, nr. 308, noemt K. een gebergte met name Efraïm.
Op de kaart ziet men het bovenaan, midden en links; dit gebergte en
bergvlakte strekken zich meer dan een uur westwaarts uit.
In de linkerbovenhoek staat ook de naam Taiyibeh, waarnaar het pijltje
verwijst: het ligt immers 5 km meer naar het westen.
Taiyibeh is de Arabische vorm of vertaling van Efraïm (= Efron).
Aan die plaats bleef de oude naam van het gebergte gehecht.
Een bepaalde top van dat gebergte ziet men boven op de kaart.
Immers op de zuidhelling van Efraïm wijst K. de 6e rusthalte van de H.
Familie aan op haar vlucht naar Egypte; daar zal ze schuilen in grotten,
die er werkelijk bestaan.
Zie op kaart de twee boogjes, teken van grot of grotten, 5 cm onder
Efraïm. Later zeggen wij meer over die plaats.
In de bovenrechterhoek van de kaart ziet men een rechthoekje. Het
stelt een omheiningsmuur voor die het terrein omgeeft, waar Abraham
zijn verblijf had gevestigd. Het is een enorme muur van 65 m lang bij 49
Fascikel 4
368
|