tekens of schrijvend op een tafeltje. Zij zitten ter zijde van het
huis in een open hal, die op de tuin uitzicht heeft.
Maria en Elisabet zitten nu in de tuin op een tapijt, onder een
grote, brede boom, waarachter zich een bron bevindt; hieruit kan
men door aan een tap te trekken, het water doen spuiten.
Ik zie daar in de omtrek gras, bloemen en bomen met kleine, gele
pruimen. Zij eten samen kleine vruchten en broodjes uit de
reiszak van Jozef. Welk een treffende eenvoud en matigheid!
In het huis zijn twee dienstmeiden en dienstknechten; ik zie ze
in- en uitlopen. Zij dekken onder een boom een tafel met spijzen.
Zakarias en Jozef komen en gebruiken iets. Jozef wilde zonder
uitstel naar Nazareth terugkeren; nochtans zal hij wel 8 dagen
blijven; hij weet niets af van de gezegende toestand van Maria; zij
en Elisabet bewaren het stilzwijgen daarover. In hun binnenste
bestond tussen beide een diepe, geheimnisvolle overeenkomst en
begrip voor mekaar (cfr. fasc. 5, nr. 129 en Openbaringen der H.
Brigitta, VI, 59, begin).
Meermalen per dag, vooral vóór het eten, als allen verenigd
waren, baden de H. Vrouwen een soort litanie202. Ook Jozef bad
dan mee en ik zag dan midden tussen hen een kruis verschijnen en
Zij vermeldt nog een priestermantel in fasc. 4, nr. 98, ofschoon een mantel
niet tot het ambtsgewaad der gewone priesters behoorde, wel tot dat van de
Hogepriester.
202 In het Oude Testament zijn dat gebeden, die door telkens opnieuw
herhaalde woorden, lofprijzingen of aanroepingen aan onze litanieën doen
denken. Daniel-Rops noemt in zijn boek ‘Jezus in zijn tijd’, blz. 340, het
‘Sjemone-Isre’ (misschien wel het gebed dat hier gebeden wordt) een litanie.
Dit is een gebed en lofprijzing die uit 18 zegeningen bestaat en dat door
vrome Israëlieten in de tempel met opgeheven handen gebeden werd.
Overigens was ieder Israliet, zowel vrouw als man, gehouden het tweemaal
daags te bidden. Het ligt dus voor de hand, dat zij dit gebed hier baden.
Ook Beaufays noemt in ‘De Godmens’, blz. 72 dit gebed een litanie.
Bij de klaagmuur te Jeruzalem nemen alle aanwezige Joden deel aan een
soort litanie, waarin het voorbidden van de rabbijn telkens beantwoord wordt
door het volk (aldus Portmans, blz. 135 en Delancker, blz. 159 in hun
reisbeschrijvingen).
Fascikel 4
382
|